ECLI:NL:CBB:2024:281

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
18 april 2024
Zaaknummer
22/2523 en 22/2524
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de subsidieaanvraag op basis van omzetverlies door COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 25 maart 2024 uitspraak gedaan over de beroepen van een onderneming tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat met betrekking tot de subsidie voor vaste lasten in het kader van de COVID-19-regeling. De onderneming stelde dat de minister ten onrechte bij de berekening van het omzetverlies was uitgegaan van de aangiften omzetbelasting, omdat deze geen juist beeld zouden geven van de werkelijke omzet. De minister had de subsidie voor het vierde kwartaal van 2020 vastgesteld op nihil en voor het eerste kwartaal van 2021 lager vastgesteld, omdat de onderneming niet voldeed aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies.

Het College heeft de argumenten van de onderneming niet gevolgd. Het heeft geoordeeld dat de minister terecht de gegevens van de Belastingdienst heeft gebruikt voor de berekening van het omzetverlies. Het College heeft eerder in vergelijkbare zaken geoordeeld dat alleen in specifieke gevallen, waarin een onderneming niet over haar gehele omzet omzetbelasting betaalt, kan worden gekeken naar de financiële administratie. Deze uitzondering was in dit geval niet van toepassing. De onderneming voldeed niet aan de voorwaarden voor de subsidie, aangezien de omzetgegevens uit de aangiften omzetbelasting aantoonden dat er geen sprake was van het vereiste omzetverlies.

De uitspraak van het College bevestigt de beslissing van de minister en verklaart de beroepen van de onderneming ongegrond. Dit benadrukt het belang van de juiste toepassing van de regelgeving rondom de COVID-19-subsidies en de rol van de Belastingdienst in de beoordeling van omzetverlies.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/2523 en 22/2524
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2024
Raadsheer: mr. B. Bastein
Griffier: mr. F. Willems

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] (onderneming), vertegenwoordigd door [naam 2]
en
de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door mr. H.G.M. Wammes

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.

Overwegingen

1. De onderneming voert aan dat de minister ten onrechte bij de berekening van de omzet in de subsidieperiodes is uitgegaan van de aangiften omzetbelasting. De omzet uit de aangiften omzetbelasting geeft geen juist beeld van de werkelijke omzet in die periodes.
2 Het College geeft de onderneming geen gelijk. Het College heeft in andere zaken, waaronder de uitspraak van 21 juni 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:323) en de uitspraak van 19 maart 2024 (ECLI:NL:CBB:2024:200), al geoordeeld dat alleen als een onderneming niet over haar hele omzet omzetbelasting betaalt, kan worden gekeken naar de financiële administratie. Die uitzondering is hier niet van toepassing. Dit betekent dat de minister terecht is uitgegaan van de gegevens van de Belastingdienst. Wat door de onderneming is aangevoerd, is geen reden om in dit geval anders te oordelen.
3 Tussen partijen is niet in geschil dat als gebruik wordt gemaakt van de omzetgegevens uit de aangiften omzetbelasting, de onderneming niet voldoet aan het vereiste van minimaal 30% omzetverlies. De minister heeft daarom terecht de subsidie voor Q4 van 2020 vastgesteld op nihil en de subsidie voor Q1 van 2021 lager vastgesteld.
w.g. B. Bastein w.g. F. Willems