ECLI:NL:CBB:2024:271
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom opgelegd aan onderneming wegens onterecht gebruik van de term 'accountantskantoor'
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 16 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een onderneming en de minister van Financiën. De zaak betreft een last onder dwangsom die aan de onderneming is opgelegd vanwege het gebruik van de term 'accountantskantoor' in de statutaire naam en handelsnaam, terwijl er geen accountant werkzaam is binnen de onderneming. De minister had eerder een last onder dwangsom opgelegd op 10 mei 2021, omdat de onderneming in strijd handelde met artikel 41, tweede lid van de Wet op het accountantsberoep (Wab). De minister verklaarde het bezwaar van de onderneming tegen deze last ongegrond en heeft een verbeurde dwangsom van € 5.000,- ingevorderd.
De onderneming heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister, maar het College oordeelt dat het beroep ongegrond is. Het College stelt vast dat de onderneming in strijd met de wet handelt door de term 'accountantskantoor' te gebruiken, aangezien er geen geregistreerde accountant werkzaam is. De minister was bevoegd om de last onder dwangsom op te leggen en het College ziet geen reden om van handhavend optreden af te zien, ondanks het geschil tussen de onderneming en de NBA over inschrijving in het accountantsregister. De hoogte van de dwangsom wordt als redelijk beoordeeld in verhouding tot de overtreding.
De uitspraak benadrukt het belang van handhaving van de wetgeving rondom het accountantsberoep en de bescherming van de titel 'accountant'. Het College verklaart zowel het beroep tegen de last onder dwangsom als het beroep tegen het invorderingsbesluit ongegrond.