ECLI:NL:CBB:2024:261
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen afwijzing en vaststelling van TVL-subsidie voor COVID-19 door de minister van Economische Zaken en Klimaat
Op 9 april 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaken 22/2410 en 23/926, waarbij de beroepen van een onderneming tegen de afwijzing van haar aanvragen voor TVL-subsidie voor de kwartalen Q1 en Q4 van 2021 gegrond zijn verklaard. De onderneming had op 2 maart 2021 en 13 januari 2022 aanvragen ingediend voor subsidie, maar de minister van Economische Zaken en Klimaat had deze aanvragen afgewezen op basis van onvoldoende bewijs van omzetverlies van 30%. De onderneming kon de omzetgegevens van 2019 niet overleggen omdat haar boekhouding in onderzoek was bij de Belastingdienst. De minister had de subsidie voor Q1 vastgesteld op € 0,- en de aanvraag voor Q4 afgewezen, wat leidde tot beroep bij het College.
Het College oordeelde dat de afwijzingsbesluiten van de minister leidden tot onevenredig nadelige gevolgen voor de onderneming. Het College stelde vast dat, hoewel de onderneming niet in staat was om de omzet op de gebruikelijke wijze vast te stellen, de totale omzet van € 394.083,- over 2019 voldoende aannemelijk was. De minister had de aanvragen niet mogen afwijzen, omdat de omzet in de relevante kwartalen op een alternatieve wijze kon worden geschat. Het College vernietigde de bestreden besluiten en droeg de minister op om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij hij de door de onderneming aangeleverde omzetgegevens mocht gebruiken.
Daarnaast veroordeelde het College de minister in de proceskosten van de onderneming tot een bedrag van € 1.750,-. Deze uitspraak benadrukt het belang van een evenwichtige toepassing van de regelgeving, vooral in uitzonderlijke situaties zoals die van de COVID-19-pandemie, waarbij ondernemers in financiële nood zijn.