Bijlage
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies
Artikel 23
Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie, niet zijnde een subsidie aan een financier, voor zover:
onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de activiteiten kunnen financieren;
het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen een bij ministeriële regeling gestelde termijn kunnen worden voltooid;
aannemelijk is dat de activiteiten ook zonder subsidie zonder belangrijke vertraging zouden worden uitgevoerd;
onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische haalbaarheid van de activiteiten;
onvoldoende vertrouwen bestaat in de economische haalbaarheid van de activiteiten;
de activiteiten onvoldoende bijdrage aan de doelstellingen van de subsidie leveren;
onvoldoende vertrouwen bestaat dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om de activiteiten naar behoren uit te voeren;
er een naar het oordeel van Onze Minister onaanvaardbaar risico bestaat dat de uitvoering van een voorgenomen activiteit een onevenredige inbreuk zal maken op de economische, ecologische of sociale dimensie van duurzaamheid.
Tijdelijke wet Nationaal Groeifonds
Artikel 2, eerste, tweede en derde lid
Er is een Nationaal Groeifonds.
Het fonds heeft als doel het beschikbaar stellen van financiële middelen om het duurzaam verdienvermogen te vergroten door het doen van investeringen, op het gebied van:
kennisontwikkeling;
onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
3. Uit het fonds kunnen financiële middelen ter beschikking worden gesteld voor activiteiten die ten minste:
het duurzaam verdienvermogen vergroten;
betrekking hebben op investeringen die niet structureel zijn;
betrekking hebben op investeringen die additioneel zijn aan private investeringen;
betrekking hebben op investeringen die additioneel zijn aan bestaande of geplande publieke investeringen en niet vallen binnen een bestaande regeling van de overheid;
en positief saldo van maatschappelijke baten en lasten hebben;
niet strijdig zijn met het kabinetsbeleid; en
betrekking hebben op investeringen die voldoen aan het beginsel van subsidiariteit in relatie tot financieringsmogelijkheden die de Europese Unie of decentrale overheden kunnen bieden.
1. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan subsidies verstrekken voor activiteiten in het kader van het bereiken van het doel van het fonds, genoemd in artikel 2, tweede lid.
2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur of bij regeling van Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kunnen regels over subsidies als bedoeld in artikel 7 worden gesteld, met betrekking tot:
de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt;
het bedrag van de subsidie dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald;
de aanvraag van een subsidie en de besluitvorming daarover;
e voorwaarden waaronder de subsidie wordt verleend;
de verplichtingen voor de subsidieontvanger;
de vaststelling van de subsidie;
intrekking en wijziging van de subsidieverlening of -vaststelling;
de betaling van de subsidie en het verlenen van voorschotten;
het verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk, bedoeld in artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht.
Subsidieregeling Nationaal Groeifonds
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een activiteit of een samenhangend geheel van activiteiten die het duurzaam verdienvermogen vergroten en die betrekking hebben op:
kennisontwikkeling;
onderzoek, ontwikkeling en innovatie, met betrekking tot:
1°.onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten;
2°.de bouw of het upgraden van onderzoeksinfrastructuur;
3°.de bouw, het upgraden of de exploitatie van innovatieclusters;
4°.innovatie van kleine en middelgrote ondernemingen; of
5°.proces- en organisatie-innovatie.
Artikel 7
De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
voor zover de activiteiten niet voldoen aan artikel 2, derde lid, van de wet;
indien na toepassing van artikel 9, ten aanzien van een onderdeel van artikel 9, eerste lid, minder dan 6 punten zijn toegekend;
indien de te verlenen subsidie minder dan € 30.000.000 zou bedragen;
ten aanzien van een deelnemer in een samenwerkingsverband, indien de te verlenen subsidie aan de betreffende deelnemer minder dan € 125.000 zou bedragen;
voor zover het onaannemelijk wordt geacht dat de activiteiten binnen 15 jaar kunnen worden voltooid;
voor zover de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
voor zover de activiteiten niet voldoen aan de artikelen 22, eerste lid, onderdelen b, c, d, e en f, en 23, onderdelen a, c, d, e, f en g, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies, zoals van toepassing verklaard in artikel 16, eerste lid.
1. De minister kent aan de aanvraag waarop niet afwijzend is beslist een hoger aantal punten toe naarmate:
de bijdrage aan het vergroten van het duurzaam verdienvermogen groter is;
de strategische onderbouwing van het voorstel beter is;
de kwaliteit van het plan beter is;
e samenwerking en governance beter is.
De minister vraagt de adviescommissie advies omtrent de rangschikkingscriteria, genoemd in artikel 9, eerste lid.
De minister kan de adviescommissie advies vragen omtrent:
de beoordeling of aanvragen voldoen aan artikel 3, eerste lid;
de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 5;
de afwijzingsgronden, bedoeld in artikel 7, onderdelen a, e, f en g.
3. De minister maakt het advies openbaar.