ECLI:NL:CBB:2024:245

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
22/564
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping ontheffingsbesluit wijziging tenaamstelling SDE-subsidie

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de herroeping van een ontheffingsbesluit met betrekking tot de wijziging van de tenaamstelling van een SDE-subsidie. De minister van Klimaat en Energie had op 6 augustus 2021 een ontheffing verleend voor de wijziging van de tenaamstelling van de subsidie van [naam 2] B.V. naar [naam 1] B.V. Echter, het verzoek tot ontheffing was niet ondertekend door een tekenbevoegd persoon van [naam 2] B.V., wat leidde tot bezwaar van [naam 2] B.V. tegen het ontheffingsbesluit. De minister verklaarde het bezwaar gegrond en herhaalde het ontheffingsbesluit op 1 maart 2022, wat [naam 1] B.V. in beroep aanvocht. Het College moest beoordelen of de minister terecht het ontheffingsbesluit had herroepen. Het College concludeerde dat de minister op basis van de statuten van [naam 2] B.V. terecht had vastgesteld dat het verzoek niet geldig was, omdat het niet door beide bestuurders was ondertekend. Het beroep van [naam 1] B.V. werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/564

uitspraak van de meervoudige kamer van 2 april 2024 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] , ( [naam 1] )

(gemachtigde: mr. F.J. Zoutberg)
en

de minister van Klimaat en Energie, (de minister)

(gemachtigde: mr. J. van Essen)
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [naam 2] B.V., te [plaats] (gemachtigde: mr. P. Oztürk)

Procesverloop

Met het besluit van 6 augustus 2021 (ontheffingsbesluit) heeft de minister ingestemd met de overdracht van de SDE-subsidie van [naam 2] B.V. naar [naam 1] .
Met het besluit van 1 maart 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 2] B.V. tegen het ontheffingsbesluit gegrond verklaard en het ontheffingsbesluit herroepen.
[naam 1] heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 6 februari 2024. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van [naam 1] , vergezeld door [naam 3] , de gemachtigde van [naam 2] B.V., vergezeld door [naam 4] , en de gemachtigde van de minister.

Overwegingen

Inleiding
1.1
Deze zaak gaat over de tenaamstelling van de SDE-subsidie die aan [naam 2] B.V. was verleend voor een productie-installatie voor elektriciteit uit zon. Er is een wijziging van de tenaamstelling gevraagd namens [naam 2] B.V. Bedoeld leek te zijn om de subsidie op naam te stellen van [naam 1] . Voor die wijziging van de tenaamstelling is ontheffing verleend. De minister heeft de tenaamstelling van de subsidie dus gewijzigd in [naam 1] . Later heeft [naam 2] B.V. tegen de wijziging van de tenaamstelling bezwaar gemaakt. Zij stelt dat overdracht niet gewenst is en dat de ondertekening van het verzoek tot wijziging niet door de bevoegde persoon is gedaan. Dat bezwaar was succesvol en de ontheffing is herroepen. Daartegen komt [naam 1] nu in beroep.
1.2
Het College moet in deze zaak als hoofdvraag beantwoorden of de minister het ontheffingsbesluit van 6 augustus 2021 terecht heeft herroepen omdat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie niet was ondertekend door een tekenbevoegd persoon. Het College beantwoordt die vraag bevestigend.
1.3
Er volgt eerst een overzicht van wat er in het verloop van de tijd is gebeurd. Daarna volgt een weergave van de argumenten in deze beroepsprocedure tegen de herroeping van het besluit tot wijziging van de tenaamstelling, oftewel de herroeping van het ontheffingsbesluit. Vervolgens worden de belangrijkste toepasselijke bepalingen vermeld, waarna het oordeel van het College volgt.
Feitelijke gang van zaken
2.1
Op 24 maart 2020 heeft [naam 2] B.V. een aanvraag ingediend voor de realisatie van een productie-installatie voor het produceren van elektriciteit uit zon op de locatie [adres] in [plaats] . In de aanvraag is vermeld dat de aanvrager tevens eigenaar is van de beoogde locatie voor de productie-installatie.
2.2
Op 19 augustus 2020 is SDE-subsidie verleend voor deze productie-installatie. Aan de subsidie is de verplichting verbonden dat de productie-installatie daadwerkelijk wordt gerealiseerd en geëxploiteerd overeenkomstig de gegevens zoals die bij de aanvraag zijn ingediend. Voor eventuele wijzigingen in bijvoorbeeld de locatie, tenaamstelling, vermogen, datum ingebruikname en andere essentiële wijzigingen, moet altijd vooraf toestemming worden gevraagd aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
2.3
Op 22 juni 2021 is namens [naam 2] B.V. een verzoek ingediend tot wijziging van de tenaamstelling van de SDE-subsidie. In het verzoek wordt [naam 1] genoemd als nieuwe subsidieontvanger. Als reden voor het verzoek tot wijziging is op het formulier ingevuld: “gebouw en installatie is verkocht”. Het formulier is namens [naam 2] B.V. ondertekend door [naam 5] en namens [naam 1] door [naam 3] . Omdat bij RVO onduidelijkheid bestaat over de tekenbevoegdheid van [naam 5] , neemt RVO het formulier nog niet in behandeling en verzoekt zij aan [naam 2] B.V. om door te geven of [naam 5] tekenbevoegd is en wat zijn functie is binnen de organisatie.
2.4
Op 4 augustus 2021 wordt een nieuw verzoek tot wijziging van de tenaamstelling ingediend. Namens [naam 2] B.V. is het verzoek ondertekend door [naam 6] . Voor het overige is het formulier identiek aan het eerder ingediende formulier.
2.5
Met het besluit van 6 augustus 2021 heeft de minister ingestemd met het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling. Uit het besluit blijkt dat de subsidie met ingang van die datum op naam staat van [naam 1] . Het besluit vermeldt verder dat de overige voorwaarden uit de beschikking onverminderd van kracht blijven.
2.6
Op 17 september 2021 heeft [naam 2] B.V. bezwaar gemaakt tegen het besluit van 6 november 2021 omdat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling niet op de juiste wijze is ondertekend. Op grond van de statuten van [naam 2] B.V. rust de bevoegdheid om de vennootschap te vertegenwoordigen bij twee gezamenlijk handelende bestuurders. In dit geval heeft slechts één bestuurder het formulier ondertekend, zonder toestemming van de andere bestuurder.
2.7
Met het besluit van 1 maart 2022 heeft de minister het bezwaar gegrond verklaard en het ontheffingsbesluit van 6 augustus 2021 herroepen. Aan het bestreden besluit heeft de minister ten grondslag gelegd dat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling is ondertekend door een niet-gemachtigde bestuurder van [naam 2] B.V., zodat het ontheffingsbesluit ten onrechte is genomen.
Beroepsgronden en de beoordeling daarvan
3 [naam 1] is het niet eens met de beslissing op bezwaar en het herroepen van het ontheffingsbesluit. Volgens [naam 1] is de beslissing op bezwaar onjuist omdat [naam 2] B.V. te laat bezwaar heeft gemaakt. Uit de beslissing op bezwaar blijkt namelijk dat het bezwaarschrift op 20 september 2021 is ontvangen door de minister, terwijl de bezwaartermijn liep tot 17 september 2021. Verder voert zij aan dat zij op 23 december 2019 van [naam 2] B.V. een tijdelijk recht van erfpacht heeft gekocht, met de daarop gelegen opstallen en verdere aanhorigheden, aan de [adres] in [plaats] . De levering was op 31 januari 2020 en uit artikel 7.5 van de Akte van levering blijkt dat de koopovereenkomst ook betrekking had op de SDE-subsidie. In artikel 7.5 van de Akte van levering staat namelijk dat de verkoper ook de rechten uit eventuele premieregelingen aan de koper levert. Volgens [naam 1] was [naam 6] wel tekenbevoegd. Het bezwaarschrift is daarom ten onrechte gegrond verklaard. Dat de ondertekenaar tekenbevoegd was, blijkt uit de volmachtverlening door [naam 2] B.V. aan deze persoon en uit een e-mail aan de minister van 7 juli 2021, waarin staat dat deze persoon tekenbevoegd was. Voor zover het College van oordeel is dat de ondertekenaar niet gevolmachtigd was, betoogt [naam 1] dat zij uit de verklaring en de gedragingen van [naam 2] B.V. redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat [naam 2] B.V. de ondertekenaar heeft gevolmachtigd.
4 Op grond van artikel 62, eerste lid, van het Besluit SDE realiseert en exploiteert de subsidie-ontvanger de productie-installatie overeenkomstig de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie. In het tweede lid is bepaald dat de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. Op grond van het derde lid kan de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van de realisatie of exploitatie van de productie-installatie in afwijking van de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie op voorafgaand verzoek van de subsidie-ontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. Een ontheffing wordt niet verleend voor zover dit zou inhouden dat de subsidie-ontvanger de productie-installatie later in gebruik neemt dan een jaar na de dag waarop krachtens artikel 61, eerste lid, van het Besluit SDE de productie-installatie in gebruik dient te zijn genomen.
5 In dit geval heeft de minister na een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie, op 6 augustus 2021 een ontheffing verleend op grond van artikel 62, derde lid, van het Besluit SDE. Het College moet eerst de vraag beantwoorden of [naam 2] B.V. op tijd bezwaar heeft gemaakt tegen dit ontheffingsbesluit. De minister heeft het ontheffingsbesluit op 6 augustus 2021 genomen en bekendgemaakt. De bezwaartermijn bedraagt zes weken en duurde tot en met 17 september 2021. Op 17 september 2021 heeft de gemachtigde een pro-forma-bezwaarschrift namens [naam 2] B.V. ingediend per fax en per aangetekende brief. Ook heeft [naam 2] B.V. dit bezwaarschrift langs elektronische weg ingediend. Het bezwaarschrift is daarom op tijd ingediend. Dat het op tijd per aangetekende brief verzonden bezwaarschrift op 20 september 2020 is ontvangen door de minister, betekent niet dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Dat [naam 2] B.V. het bezwaarschrift op 17 september 2020 ook nog door de heer [naam 7] langs elektronische weg aan de minister heeft laten versturen, maakt niet dat er door de verkeerde persoon bezwaar is gemaakt.
6 Het College moet verder de vraag beantwoorden of de minister het ontheffingsbesluit van 6 augustus 2021 terecht heeft herroepen omdat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie niet was ondertekend door een tekenbevoegd persoon. Het College beantwoordt die vraag bevestigend. Als volgens het uittreksel uit het handelsregister natuurlijke of rechtspersonen beperkt bevoegd zijn om handelingen voor een rechtspersoon te verrichten, zal slechts aan de hand van andere documenten kunnen worden uitgemaakt hoe ver een dergelijke bevoegdheid strekt. Andere documenten zijn bijvoorbeeld statuten, reglementen, procuratieregelingen en volmachten. In het ontheffingsbesluit is de minister er op basis van bij de aanvraag verstrekte gegevens van uitgegaan dat de persoon die het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling heeft ondertekend, bevoegd was en dat diens handtekening volstond. In bezwaar is de minister op basis van het uittreksel uit het handelsregister tot de conclusie gekomen dat de bevoegdheid om [naam 2] B.V. te vertegenwoordigen rust bij haar twee statutair bestuurders gezamenlijk, zodat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling ten onrechte is toegewezen omdat het maar door een van de bestuurders was ondertekend. Het ontheffingsbesluit is daarom terecht herroepen. [naam 1] heeft in beroep niets aangevoerd waaruit het College kan afleiden dat de minister niet heeft mogen afgaan op de informatie uit het handelsregister. Het College volgt [naam 1] niet in haar standpunt dat uit een e-mail van 7 juli 2021 aan de RVO zou volgen dat [naam 2] B.V. aan een van beide tekenbevoegde bestuurders uitdrukkelijk een volmacht heeft gegeven tot ondertekening van het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling. In de e-mail staat alleen dat het formulier inmiddels is ondertekend door [naam 6] , die tekenbevoegd is voor [naam 2] B.V.
7 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M.C. Stoové en mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van L. Mulderij, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 april 2024.
w.g. J.H. de Wildt w.g. L. Mulderij