2.7Met het besluit van 1 maart 2022 heeft de minister het bezwaar gegrond verklaard en het ontheffingsbesluit van 6 augustus 2021 herroepen. Aan het bestreden besluit heeft de minister ten grondslag gelegd dat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling is ondertekend door een niet-gemachtigde bestuurder van [naam 2] B.V., zodat het ontheffingsbesluit ten onrechte is genomen.
Beroepsgronden en de beoordeling daarvan
3 [naam 1] is het niet eens met de beslissing op bezwaar en het herroepen van het ontheffingsbesluit. Volgens [naam 1] is de beslissing op bezwaar onjuist omdat [naam 2] B.V. te laat bezwaar heeft gemaakt. Uit de beslissing op bezwaar blijkt namelijk dat het bezwaarschrift op 20 september 2021 is ontvangen door de minister, terwijl de bezwaartermijn liep tot 17 september 2021. Verder voert zij aan dat zij op 23 december 2019 van [naam 2] B.V. een tijdelijk recht van erfpacht heeft gekocht, met de daarop gelegen opstallen en verdere aanhorigheden, aan de [adres] in [plaats] . De levering was op 31 januari 2020 en uit artikel 7.5 van de Akte van levering blijkt dat de koopovereenkomst ook betrekking had op de SDE-subsidie. In artikel 7.5 van de Akte van levering staat namelijk dat de verkoper ook de rechten uit eventuele premieregelingen aan de koper levert. Volgens [naam 1] was [naam 6] wel tekenbevoegd. Het bezwaarschrift is daarom ten onrechte gegrond verklaard. Dat de ondertekenaar tekenbevoegd was, blijkt uit de volmachtverlening door [naam 2] B.V. aan deze persoon en uit een e-mail aan de minister van 7 juli 2021, waarin staat dat deze persoon tekenbevoegd was. Voor zover het College van oordeel is dat de ondertekenaar niet gevolmachtigd was, betoogt [naam 1] dat zij uit de verklaring en de gedragingen van [naam 2] B.V. redelijkerwijs heeft mogen begrijpen dat [naam 2] B.V. de ondertekenaar heeft gevolmachtigd.
4 Op grond van artikel 62, eerste lid, van het Besluit SDE realiseert en exploiteert de subsidie-ontvanger de productie-installatie overeenkomstig de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie. In het tweede lid is bepaald dat de verplichting, bedoeld in het eerste lid, geldt tot aan de dag waarop de subsidie wordt vastgesteld. Op grond van het derde lid kan de minister voor het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van de realisatie of exploitatie van de productie-installatie in afwijking van de gegevens zoals ingediend bij de aanvraag om subsidie op voorafgaand verzoek van de subsidie-ontvanger schriftelijk ontheffing verlenen van de verplichting, bedoeld in het eerste lid. Aan de ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. Een ontheffing wordt niet verleend voor zover dit zou inhouden dat de subsidie-ontvanger de productie-installatie later in gebruik neemt dan een jaar na de dag waarop krachtens artikel 61, eerste lid, van het Besluit SDE de productie-installatie in gebruik dient te zijn genomen.
5 In dit geval heeft de minister na een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie, op 6 augustus 2021 een ontheffing verleend op grond van artikel 62, derde lid, van het Besluit SDE. Het College moet eerst de vraag beantwoorden of [naam 2] B.V. op tijd bezwaar heeft gemaakt tegen dit ontheffingsbesluit. De minister heeft het ontheffingsbesluit op 6 augustus 2021 genomen en bekendgemaakt. De bezwaartermijn bedraagt zes weken en duurde tot en met 17 september 2021. Op 17 september 2021 heeft de gemachtigde een pro-forma-bezwaarschrift namens [naam 2] B.V. ingediend per fax en per aangetekende brief. Ook heeft [naam 2] B.V. dit bezwaarschrift langs elektronische weg ingediend. Het bezwaarschrift is daarom op tijd ingediend. Dat het op tijd per aangetekende brief verzonden bezwaarschrift op 20 september 2020 is ontvangen door de minister, betekent niet dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Dat [naam 2] B.V. het bezwaarschrift op 17 september 2020 ook nog door de heer [naam 7] langs elektronische weg aan de minister heeft laten versturen, maakt niet dat er door de verkeerde persoon bezwaar is gemaakt.
6 Het College moet verder de vraag beantwoorden of de minister het ontheffingsbesluit van 6 augustus 2021 terecht heeft herroepen omdat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidie niet was ondertekend door een tekenbevoegd persoon. Het College beantwoordt die vraag bevestigend. Als volgens het uittreksel uit het handelsregister natuurlijke of rechtspersonen beperkt bevoegd zijn om handelingen voor een rechtspersoon te verrichten, zal slechts aan de hand van andere documenten kunnen worden uitgemaakt hoe ver een dergelijke bevoegdheid strekt. Andere documenten zijn bijvoorbeeld statuten, reglementen, procuratieregelingen en volmachten. In het ontheffingsbesluit is de minister er op basis van bij de aanvraag verstrekte gegevens van uitgegaan dat de persoon die het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling heeft ondertekend, bevoegd was en dat diens handtekening volstond. In bezwaar is de minister op basis van het uittreksel uit het handelsregister tot de conclusie gekomen dat de bevoegdheid om [naam 2] B.V. te vertegenwoordigen rust bij haar twee statutair bestuurders gezamenlijk, zodat het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling ten onrechte is toegewezen omdat het maar door een van de bestuurders was ondertekend. Het ontheffingsbesluit is daarom terecht herroepen. [naam 1] heeft in beroep niets aangevoerd waaruit het College kan afleiden dat de minister niet heeft mogen afgaan op de informatie uit het handelsregister. Het College volgt [naam 1] niet in haar standpunt dat uit een e-mail van 7 juli 2021 aan de RVO zou volgen dat [naam 2] B.V. aan een van beide tekenbevoegde bestuurders uitdrukkelijk een volmacht heeft gegeven tot ondertekening van het verzoek tot wijziging van de tenaamstelling. In de e-mail staat alleen dat het formulier inmiddels is ondertekend door [naam 6] , die tekenbevoegd is voor [naam 2] B.V.
7 Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.