ECLI:NL:CBB:2024:208
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.H. de Wildt
- T. Pavićević
- E.J. Daalder
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van tarieven en voorwaarden voor Schiphol in het kader van de Wet luchtvaart met betrekking tot coronaverliezen en redelijkheid van tarieven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 26 maart 2024, worden de beroepen van verschillende luchtvaartmaatschappijen, waaronder KLM en easyJet, tegen het besluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) behandeld. De ACM had eerder de aanvragen van deze maatschappijen afgewezen, waarin zij vroegen om vaststelling dat de tarieven en voorwaarden voor Schiphol voor de periode 2022-2024 in strijd zijn met de Wet luchtvaart. De luchtvaartmaatschappijen voerden aan dat de tarieven onredelijk waren, vooral in het licht van de coronaverliezen die Schiphol had geleden. De ACM oordeelde echter dat de tarieven niet onredelijk waren en dat Schiphol de coronaverliezen op een legitieme manier had verrekend in de tarieven voor de jaren 2023 en 2024. Het College bevestigt de bevindingen van de ACM en stelt dat de tarieven kostengeoriënteerd zijn en voldoen aan de eisen van redelijkheid en non-discriminatie. De uitspraak benadrukt dat de redelijkheid van tarieven in de context van de Wet luchtvaart een specifieke betekenis heeft, gericht op het voorkomen van misbruik van machtspositie. Het College concludeert dat de ACM terecht heeft vastgesteld dat er geen sprake is van onredelijke tarieven, ondanks de aanzienlijke tariefstijgingen die zijn doorgevoerd. De beroepen worden ongegrond verklaard.