ECLI:NL:CBB:2024:196
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de minister tot vaststelling van subsidie voor warmtepompen
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 maart 2024, zaaknummer 21/161, staat de bevoegdheid van de minister voor Klimaat en Energie centraal om de subsidie voor de aanschaf van warmtepompen vast te stellen op € 0. De zwemschool had subsidie aangevraagd voor de aanschaf van twee warmtepompen, maar de minister stelde vast dat deze warmtepompen al vóór de subsidieaanvraag waren aangeschaft en dat dit niet was gemeld in de aanvraag. De zwemschool had in de aanvraag onjuiste informatie verstrekt, wat leidde tot de conclusie dat de subsidie niet verleend had kunnen worden als de juiste gegevens waren verstrekt. De minister had de subsidie op nihil kunnen vaststellen op basis van artikel 4:46, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht, omdat de verstrekking van juiste gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid. De zwemschool betoogde dat zij na de aanvraag nieuwe warmtepompen had aangeschaft vanwege defecten aan de eerder geleverde warmtepompen, maar het College oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze claim. De minister was niet overtuigd dat er een nieuwe verplichting tot aankoop was aangegaan na de subsidieaanvraag. De uitspraak concludeert dat de minister geen aanleiding had om coulance te betrachten en dat het beroep van de zwemschool ongegrond is verklaard. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.