ECLI:NL:CBB:2024:195

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
22/2072
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing steunaanvraag GLB door verhindering bedrijfscontrole

In deze zaak heeft de maatschap [naam 1] en [naam 2] te [plaats] beroep ingesteld tegen de afwijzing van hun steunaanvraag uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De aanvraag voor subsidies voor het jaar 2021 werd afgewezen omdat de maatschap een bedrijfscontrole op 15 december 2021 heeft verhinderd. De minister verklaarde het bezwaar van de maatschap ongegrond, waarna de maatschap in beroep ging. Tijdens de zitting op 31 januari 2024 werd de zaak behandeld, waarbij de maatschap en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De maatschap voerde aan dat zij kort voor de bedrijfscontrole al een andere controle had gehad en daarom niet wilde meewerken aan een nieuwe onaangekondigde controle. Ze waren niet goed geïnformeerd over de gevolgen van hun weigering. De toezichthouder had hen weliswaar geïnformeerd over de controle, maar de maatschap was zich niet bewust van de mogelijke gevolgen voor de inkomenssteun. De minister verwees naar artikel 59, zevende lid, van Verordening 1306/2013, dat voorschrijft dat indien een controle wordt verhinderd, de steunaanvraag moet worden afgewezen, tenzij er sprake is van overmacht.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven oordeelde dat de minister terecht had gehandeld. De maatschap had erkend de controle te hebben verhinderd, en de minister was verplicht om de aanvraag af te wijzen. De maatschap had zich als professioneel marktdeelnemer moeten informeren over de regels en verplichtingen van het GLB. De conclusie was dat het beroep ongegrond werd verklaard en dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/2072

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

Maatschap [naam 1] en [naam 2]te [plaats] (de maatschap),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. C.J.M. Daniëls).

Procesverloop

Met het besluit van 29 juni 2022 heeft de minister de aanvraag van de maatschap voor subsidies uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor het aanvraagjaar 2021 afgewezen (afwijzingsbesluit).
Met het besluit van 21 september 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het daartegen door de maatschap gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De maatschap heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 31 januari 2024. Aan de zitting hebben [naam 1] namens de maatschap en de gemachtigde van de minister deelgenomen. Voor de minister was tevens aanwezig [naam 3] , toezichthouder van het Controle Orgaan voor Kwaliteitszaken (COKZ).

Overwegingen

Inleiding
1.1
De maatschap heeft een landbouwbedrijf met runderen en varkens en heeft voor het jaar 2021 uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling uit het GLB aangevraagd.
1.2
Op 15 december 2021 heeft [naam 3] de maatschap bezocht voor een bedrijfscontrole naar de naleving van, samengevat, gezondheidsvoorschriften bij melkproductie. Van dit bezoek heeft de toezichthouder onder meer als volgt verslag gedaan:
“Ik maakte me in mijn functie bekend. Vervolgens stelde ik de heer [ [naam 1] ] in kennis met het doel van mijn komst. Hierop vroeg meneer of het verplicht was om mee te werken aan deze controle. Hierop antwoordde ik desgevraagd dat de controle niet vrijblijvend is en bij weigeren van medewerking de gevolgen voor zijn rekening komen. Meneer gaf aan niet mee te willen werken aan een controle van het melkveebedrijf. Meteen daarna vertrok de mannelijke persoon naar binnen en werd de deur van de woning dichtgegooid. […].”
2 De minister heeft de aanvraag van de maatschap afgewezen, omdat zij de bedrijfscontrole heeft verhinderd. Met het bestreden besluit heeft de minister het afwijzingsbesluit gehandhaafd.
Het standpunt van de maatschap
3 De maatschap voert, samengevat, het volgende aan. De maatschap had kort voor de bedrijfscontrole al een andere controle gehad. Zij wilde daarom niet meewerken aan een nieuwe onaangekondigde controle. Op dat moment was haar niet duidelijk dat afwijzing van de inkomenssteun hiervan het gevolg zou zijn. Zij was hierover niet goed geïnformeerd. De toezichthouder gaf aan de weigering te zullen doorgeven aan Friesland Campina. Daarvan verwachtte de maatschap niet veel problemen. Pas later, in een telefoongesprek op 10 januari 2022, werd de maatschap duidelijk dat de inkomenssteun zou worden ingetrokken. De maatschap weet door de steeds wisselende informatie niet goed waar zij aan toe is. Zij wil dat controles vooraf worden aangekondigd. Ook ervaart zij dubbel gestraft te worden, omdat zij naast het mislopen van de inkomenssteun ook weer nieuwe controles heeft gehad.
Beoordeling
4.1
Artikel 59, zevende lid, van Verordening 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid bepaalt dat indien de begunstigde of zijn vertegenwoordiger de uitvoering van een controle ter plaatse verhindert, de betrokken steun- of betalingsaanvraag wordt afgewezen, behalve in gevallen van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden.
4.2
Het College is van oordeel dat minister terecht heeft vastgesteld dat de maatschap de controle heeft verhinderd. De maatschap erkent dat ook. Omdat artikel 59, zevende lid, van Verordening 1306/2013 dat dwingend voorschrijft, was de minister dus gehouden om de steunaanvraag af te wijzen. Dat de maatschap kort voor de bedrijfscontrole al een andere controle had gehad, maakt dat niet anders en vormt geen geldige reden om niet mee te werken. Dat het de maatschap niet aanstonds duidelijk was dat zij met haar weigering de aangevraagde inkomenssteun op het spel zette, komt voor haar eigen rekening en risico. Zij moet zich als steun aanvragende professioneel marktdeelnemer zelf informeren over de regels en verplichtingen van het GLB en heeft bovendien in de aanvraag (de gecombineerde opgave) verklaard met die regels en verplichtingen bekend te zijn. Anders dan waarvan de maatschap uitgaat, hoefde de minister de controle niet aan te kondigen.
Conclusie
4 Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. A. Venekamp en mr. P.H.A. Knol, in aanwezigheid van mr. M. Pier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2024.
w.g. R.C. Stam w.g. M. Pier

Bijlage:

Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013
Artikel 59: Algemene controlebeginselen
1. Tenzij anders is bepaald, voorziet het systeem dat de lidstaten overeenkomstig artikel 58, lid 2, hebben opgezet, in systematische administratieve controles van alle steun- en betalingsaanvragen. Dat stelsel wordt aangevuld met controles ter plaatse.
2. Wat de controles ter plaatse betreft, trekt de verantwoordelijke autoriteit haar steekproef voor controles uit de gehele populatie van aanvragers en bestaat de steekproef, waar dat dienstig is, uit een willekeurig gedeelte, teneinde een representatief foutenpercentage te verkrijgen, en een op een
risicoanalyse gebaseerd gedeelte, dat toegespitst is op de gebieden met het hoogste foutenrisico.
3. De verantwoordelijke autoriteit stelt over elke controle ter plaatse een verslag op.
4. In voorkomend geval worden de controles ter plaatse in het kader van de Unievoorschriften inzake landbouwbijstand en inzake steun voor plattelandsontwikkeling tegelijkertijd verricht.
5. De lidstaten zien erop toe dat het minimumniveau van de controles ter plaatse voldoet aan wat nodig is voor een doeltreffend beheer van de risico's en zij verhogen dat niveau waar nodig. De lidstaten kunnen dat minimumniveau verlagen indien de beheers- en controlesystemen goed functioneren en de foutpercentages op een aanvaardbaar niveau blijven.
6. In gevallen waarin de Commissie een voorziening moet treffen op grond van artikel 62, lid 2, onder h), kunnen steunaanvragen en betalingsaanvragen of andere kennisgevingen, aanvragen of verzoeken na de indiening ervan worden gecorrigeerd en aangepast indien er sprake is van kennelijke fouten
die door de bevoegde instantie zijn erkend.
7. Indien de begunstigde of zijn vertegenwoordiger de uitvoering van een controle ter plaatse verhindert, wordt de betrokken steun- of betalingsaanvraag afgewezen, behalve in gevallen van overmacht en uitzonderlijke omstandigheden.
Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europese Parlement en de Raad
Artikel 25: Aankondiging van controles ter plaatse
Controles ter plaatse mogen worden aangekondigd op voorwaarde dat het doel of de doeltreffendheid ervan daardoor niet in het gedrang komt. De periode tussen aankondiging en controle wordt strikt beperkt tot het noodzakelijke minimum en bedraagt niet meer dan 14 dagen.
Voor controles ter plaatse met betrekking tot steunaanvragen voor vee of betalingsaanvragen in het kader van diergebonden bijstandsmaatregelen bedraagt de periode tussen aankondiging en controle evenwel, behalve in deugdelijk gemotiveerde gevallen, niet meer dan 48 uur. Voorts gelden in het geval dat de regelgeving inzake de besluiten en normen die relevant zijn voor de randvoorwaarden, voorschrijft dat controles ter plaatse onaangekondigd moeten worden uitgevoerd, die voorschriften ook in het geval van controles ter plaatse op de naleving van de randvoorwaarden.