In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 maart 2024, zaaknummer 22/1061, is het beroep van een landbouwbedrijf gegrond verklaard. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had de GLB-uitbetaling van percelen 111, 112 en 113 afgewezen, omdat het landbouwbedrijf volgens de minister geen geldige gebruikstitel zou hebben. Het College oordeelt echter dat het landbouwbedrijf de percelen in onderpacht heeft verkregen van de pachter, zijn echtgenote, met goedkeuring van de eigenaar Staatsbosbeheer. Dit betekent dat er wel degelijk sprake is van een geldige gebruikstitel.
Het proces begon met een besluit van de minister op 10 december 2021, waarin de uitbetaling van de basis- en vergroeningsbetaling voor het aanvraagjaar 2021 werd vastgesteld. Het bezwaar van het landbouwbedrijf tegen een later besluit van 13 mei 2022 werd ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep. Tijdens de zitting op 31 januari 2024 waren de gemachtigden van de minister aanwezig.
Het College concludeert dat de minister het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De minister wordt opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van het landbouwbedrijf tot een bedrag van € 875,- worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechters R.C. Stam, A. Venekamp en P.H.A. Knol, met griffier M. Pier.