ECLI:NL:CBB:2024:139
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Pavićević
- M. Pier
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vaststelling GLB-inkomenssteun ongegrond door College van Beroep voor het Bedrijfsleven
In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een landbouwbedrijf en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het landbouwbedrijf had beroep ingesteld tegen de beslissing van de minister om een voorschot op de basis- en vergroeningsbetaling uit het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor het aanvraagjaar 2022 vast te stellen. De minister had in zijn besluit van 26 augustus 2022 de bezwaren van het landbouwbedrijf tegen het voorschotbesluit ongegrond verklaard, omdat het bedrijf minder percelen had opgegeven voor uitbetaling dan geregistreerd in 'Mijn percelen'. Het landbouwbedrijf voerde aan dat dit een kennelijke fout was en dat de minister de rechtsbeginselen had geschonden door geen gelegenheid te bieden om deze fout te herstellen.
Het College oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke fout. De minister had het voorschot vastgesteld op basis van de verzamelaanvraag en het was niet aan de minister om te onderzoeken waarom er een verschil was tussen de geregistreerde percelen en de opgegeven percelen. Het College volgde de minister in zijn standpunt dat de aanvraag geen tegenstrijdigheden of duidelijke vergissingen bevatte. De minister was gebonden aan de Europese regelgeving die harde termijnen stelt voor de indiening van de aanvraag en kon de aanvraag alleen aanpassen bij een kennelijke fout. Het College verklaarde het beroep van het landbouwbedrijf ongegrond en oordeelde dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden.