ECLI:NL:CBB:2024:133
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling vestigingsvereiste voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 februari 2024, met zaaknummers 22/2307 en 23/381, staat de beoordeling van het vestigingsvereiste voor de TVL-subsidie centraal. De ondernemer, die casino's op locatie aanbiedt, had aanvragen ingediend voor subsidie voor het derde en vierde kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat heeft deze aanvragen afgewezen, omdat de ondernemer niet zou voldoen aan het vestigingsvereiste. De ondernemer voert aan dat hij zijn appartement in [plaats 1] als kantoor gebruikt, maar het College oordeelt dat er geen duurzame uitoefening van activiteiten op dat adres plaatsvindt. De ondernemer is voornamelijk actief op locatie bij zijn klanten en gebruikt het appartement slechts incidenteel voor administratieve werkzaamheden. Dit is volgens het College onvoldoende om te voldoen aan de definitie van 'vestiging'.
Daarnaast wordt in de uitspraak ingegaan op de hoorplicht. De ondernemer stelt dat hij niet is gehoord, maar het College oordeelt dat de minister terecht heeft afgezien van het horen, omdat de ondernemer niet tijdig heeft gereageerd op de uitnodiging hiervoor. Ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt verworpen, omdat de ondernemer niet heeft aangetoond dat er sprake is van gelijke gevallen.
Uiteindelijk verklaart het College de beroepen ongegrond en bevestigt de afwijzing van de subsidieaanvragen door de minister. De uitspraak benadrukt het belang van een duurzame uitoefening van activiteiten voor het vestigingsvereiste en de voorwaarden voor het horen van belanghebbenden in bestuursrechtelijke procedures.