ECLI:NL:CBB:2024:6
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het vestigingsvereiste bij subsidieaanvraag voor COVID-19 steun
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 9 januari 2024, betreft het een geschil tussen een stichting die tussenschoolse opvang verzorgt en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister had op 14 januari 2022 de subsidie voor vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode januari tot en met maart 2021 ingetrokken, omdat de onderneming niet zou voldoen aan het vestigingsvereiste. Dit vestigingsvereiste houdt in dat de onderneming een vestiging moet hebben op een ander adres dan het privéadres van de eigenaar, of dat de vestiging fysiek afgescheiden moet zijn van de privéwoning en voorzien van een eigen opgang.
De onderneming had in haar aanvraag aangegeven dat zij een ander adres had dan het privéadres, maar de minister concludeerde dat dit niet juist was. De onderneming is ingeschreven op het privéadres van de directeur en de basisscholen waar de opvang plaatsvindt, kunnen niet als vestiging worden beschouwd. De onderneming heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de minister, maar het College oordeelt dat het beroep ongegrond is. De onderneming voldoet niet aan het vestigingsvereiste en het vasthouden aan dit vereiste pakt niet onevenredig uit voor de onderneming.
Het College concludeert dat de minister bevoegd was om de subsidie in te trekken, omdat de onderneming onjuiste informatie heeft verstrekt in haar aanvraag. De uitspraak benadrukt het belang van het vestigingsvereiste voor het verkrijgen van subsidies en de gevolgen van het niet voldoen aan deze vereisten. De beslissing van de minister om de subsidie in te trekken wordt bevestigd, en de onderneming krijgt geen proceskosten vergoed.