Op 16 januari 2024 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak van Handelsmaatschappij [naam 1] B.V. tegen de Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau. Het hoger beroep van [naam 1] is ongegrond verklaard. De zaak betreft een tuchtmaatregel in de vorm van een geldboete van € 2.500,-, opgelegd door het tuchtgerecht Kwaliteits-Controle-Bureau, wegens het vervoeren van een partij peren zonder deze terug te melden, ondanks een eerder afgegeven verklaring van niet-conformiteit. De inspecteur van KCB had op 1 juni 2021 een controle uitgevoerd en vastgesteld dat de partij peren niet voldeed aan de vereisten, wat leidde tot de afgifte van de verklaring van niet-conformiteit. Het tuchtgerecht oordeelde dat [naam 1] de wettelijke verplichting tot terugmelding had geschonden.
In hoger beroep voerde [naam 1] aan dat KCB haar niet had geattendeerd op de terugmeldplicht en dat zij al genoeg gestraft was door de opbrengstderving van tussen de € 12.000,- en € 13.000,-. Het College oordeelde echter dat [naam 1] op de hoogte was van de verplichting tot terugmelding, zoals blijkt uit de ondertekende verklaring van niet-conformiteit. De argumenten van [naam 1] werden verworpen, en het College oordeelde dat de opgelegde boete passend was, gezien de ernst van de overtreding en de verwijtbaarheid van [naam 1]. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.