ECLI:NL:CBB:2024:108
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C. Stam
- T. Pavićević
- H.G. Rottier
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen randvoorwaardenkorting op rechtstreekse betalingen GLB wegens niet-naleving mestgebruikseisen
In deze zaak heeft de melkveehouderij, vertegenwoordigd door gemachtigde C. Blokland, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De minister had op 24 november 2020 een randvoorwaardenkorting van 20% vastgesteld op de rechtstreekse betalingen voor het jaar 2020, omdat de melkveehouderij niet voldeed aan de beheerseisen van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB. De melkveehouderij had in 2020 mest uitgereden op niet-beteelde grond zonder deze direct onder te werken, wat in strijd is met de geldende regelgeving. Het bestreden besluit van 22 januari 2021 verklaarde het bezwaar van de melkveehouderij ongegrond.
Tijdens de zitting op 28 november 2023 werd het beroep behandeld. De melkveehouderij voerde aan dat de korting onterecht was, omdat er geen sprake was van opzet en dat de omstandigheden, zoals slechte weersomstandigheden en technische problemen, de uitvoering van de mestbewerking bemoeilijkten. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven oordeelde echter dat de melkveehouderij bewust de mogelijkheid van niet-naleving had aanvaard door door te gaan met het uitrijden van mest, ondanks dat de omstandigheden niet geschikt waren voor een emissiearme toepassing.
Het College concludeerde dat de minister de randvoorwaardenkorting van 20% terecht had vastgesteld, gezien de ernst, omvang en het permanente karakter van de niet-naleving. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 20 februari 2024.