Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
[naam 1] exploiteert een horecaslagerij. Op 19 december 2023 heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) namens de minister een inspectie bij [naam 1] uitgevoerd. Tijdens deze inspectie heeft de NVWA een aantal overtredingen geconstateerd, waarna is besloten spoedbestuursdwang toe te passen. Ten tijde van de zitting was dit besluit nog niet op schrift gesteld. De minister heeft toegelicht dat het besluit inhoudt dat de erkenning van [naam 1] is geschorst op grond van artikel 5.12 van de Wet dieren. Verder heeft de minister een concept-rapport van bevindingen overgelegd, met als bijlage een aantal foto’s die tijdens de inspectie zijn genomen.
Ter beoordeling ligt voor de toepassing van spoedbestuursdwang in de vorm van schorsing van de erkenning van [naam 1] . Uit het concept-rapport van bevindingen blijkt dat de NVWA heeft geconstateerd dat sprake is van verschillende overtredingen van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren gelezen in samenhang met artikel 2.4, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dierlijke producten. Kort gezegd komt het erop neer dat [naam 1] de algemene hygiënevoorschriften voor exploitanten van levensmiddelen onvoldoende naleeft. Deze voorschriften staan in Bijlage II, hoofdstuk II, van Verordening (EG) nr. 852/2004. Zo is er op bepaalde plekken in de bedrijfsruimte sprake van een ophoping van vuil en vorming van condens en schimmel. Ook waren apparatuur en kratten niet goed schoongemaakt. Daarnaast zou er niet worden voldaan aan de bemonsteringsvoorschriften.
[naam 1] voert aan dat er begin december ook een inspectie is geweest, dat er toen een aantal problemen zijn geconstateerd en dat zij tot 15 januari 2024 de tijd had om deze te verhelpen. Vervolgens is de NVWA op 19 december opnieuw langs geweest en werd [naam 1] geconfronteerd met de vergaande maatregel van schorsing van haar erkenning, waardoor haar bedrijfsvoering stil is komen te liggen. Deze stillegging komt op een cruciaal moment, vlak voor de feestdagen. De feestdagen zijn immers de belangrijkste periode voor een horecaslagerij om omzet te genereren. Een aantal afnemers is al op zoek naar andere leveranciers. Dit is gemiste omzet die niet kan worden gerepareerd. [naam 1] heeft een grote voorraad vlees in huis, die zo snel mogelijk moet worden afgeleverd. Door de financiële gevolgen en de reputatieschade die dit besluit met zich meebrengt, houdt zij rekening met een faillissement. [naam 1] betwist een groot deel van de bevindingen die in het concept-rapport staan en stelt dat er ten onrechte een beeld wordt gecreëerd van een bedrijf dat de regels niet in acht zou nemen. Zij stelt dat de volledige sluiting van het bedrijf disproportioneel is, te meer nu de voedselveiligheid volgens haar nooit in het gevaar is geweest. Niet valt in te zien waarom niet met een minder zware maatregel kon worden volstaan.
Gelet op het concept-rapport van bevindingen en de daarbij gevoegde foto’s, kan de voorzieningenrechter zich voorstellen dat de minister de situatie bij [naam 1] als zeer kritisch beschouwt. De voorzieningenrechter is er echter niet van overtuigd dat er geen andere, minder ingrijpende, bestuurlijke maatregel getroffen had kunnen worden om het gewenste resultaat (het waarborgen van de voedselveiligheid) te bereiken. Dit heeft met name te maken met het gebrek aan stukken ter onderbouwing: het besluit tot schorsing van de erkenning is nog niet op schrift gesteld, er zijn geen stukken overgelegd over de bemonstering en ook niet over de eerdere inspectie begin december. Daarbij blijkt ook niet dat er eerdere bestuursdwangmaatregelen zijn getroffen naar aanleiding van eerder geconstateerde overtredingen, ondanks dat de NVWA eerdere inspecties heeft gehouden bij [naam 1] . Er lijkt meteen gegrepen te zijn naar een van de zwaarst voorstelbare maatregelen, namelijk schorsing van de erkenning. Gelet op de verstrekkende gevolgen die dit besluit voor [naam 1] heeft, zal de voorzieningenrechter haar verzoek daarom toewijzen. Het besluit tot schorsing van de erkenning wordt geschorst tot vier weken nadat dit besluit op schrift is gesteld en aan [naam 1] is toegezonden.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt de minister in de door [naam 1] gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.674,- voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).