In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 19 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft de oplegging van een boete aan [naam 1] B.V. door de minister, omdat deze niet had voldaan aan de verplichtingen uit de Telecommunicatiewet. De rechtbank Rotterdam had eerder geoordeeld dat de minister ten onrechte een boete had opgelegd, omdat de overtreding [naam 1] niet kon worden verweten. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het College heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank niet juist had geoordeeld. Het College oordeelde dat [naam 1] niet kon aantonen dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld, zoals vereist onder artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College stelde vast dat [naam 1] voorafgaand aan de overtreding vragen had gesteld aan het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie (CIOT) over de verantwoordelijkheidsafbakening, maar dat dit niet voldoende was om aan te nemen dat de overtreding niet aan [naam 1] kon worden verweten.
De minister had een boete van € 5.000,- opgelegd wegens de ernstige overtreding van het niet aansluiten op het informatiesysteem van het CIOT. Het College vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van [naam 1] ongegrond, waardoor de boete in stand bleef. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor aanbieders van telecommunicatiediensten om zich bewust te zijn van hun verantwoordelijkheden en de gevolgen van niet-naleving van de wetgeving.