Op 14 december 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan in de zaak tussen De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) en verschillende cryptodienstverleners, waaronder 2525 Ventures B.V., B4C Markets B.V., en Bitonic B.V. DNB had een verzoek om voorlopige voorziening ingediend na een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam op 4 oktober 2023, waarin de rechtbank de beroepen van de cryptodienstverleners gegrond verklaarde. De rechtbank oordeelde dat DNB's wijze van beoordeling van registratieverzoeken in strijd was met de vierde anti-witwasrichtlijn (AMLD5) en herroept de heffingsbesluiten voor toezichtskosten over 2021.
DNB verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank te schorsen, omdat uitvoering ervan zou leiden tot onevenredige schade voor de financiële markten. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de belangen van DNB niet zwaarder wegen dan die van de cryptodienstverleners. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aangevallen uitspraak geen gezag van gewijsde heeft zolang er nog een hoger beroepsprocedure loopt en dat uitvoering van de uitspraak DNB zou dwingen tot terugbetaling van toezichtskosten, wat een restitutierisico met zich meebrengt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van DNB afgewezen en DNB veroordeeld in de proceskosten van de cryptodienstverleners tot een bedrag van € 1.674,-. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de proceskosten zijn vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.