1.6In het rapport van 9 april 2018 heeft [naam 1] het volgende gerapporteerd:
“Op 12 april 2016 ben ik door uw rechtbank benoemd tot deskundige in de zaak [naam 3] / [naam 2] ,
kenmerk C/021279673/FA RK 14/2198. Het deskundigenonderzoek heeft een zeer lange
doorlooptijd gehad, vanwege de trage en onvolledige informatieverschaffing van de heer
[naam 3] . Tot op de dag van vandaag heb ik nog niet alle informatieverzoeken ontvangen,
waaronder de jaarrekening 2015 van [naam 4] B.V. Desalniettemin heb ik naar mijn mening
uiteindelijk voldoende informatie ontvangen om de door u gestelde vragen te kunnen
beantwoorden. De conceptrapportering heb ik op 20 oktober 2017 naar de raadslieden van
partijen gestuurd in het kader van de hoor en wederhoor procedure. Voor zover ik de reacties
in het kader van de uitvoering van mijn opdracht relevant vond, heb ik deze verwerkt in mijn
definitieve rapport, dat ik u bij deze in drievoud aanbied. De reacties op mijn conceptrapport
heb ik als bijlagen bij dit rapport gevoegd.
Wat is de waarde van de aandelen van [naam 4] B.V. op de peildatum 31 maart 2014, waarbij
de deskundige moet betrekken hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen in rov. 2.28
en 2.29 van de beschikking van 24 december 2015? Wilt u daarbij betrekken het gegeven dat
[naam 4] B.V. op de peildatum aandelen hield in het kapitaal van [naam 5] B.V., welke op de balans stonden per 31 december 2013 voor een bedrag van € 169.709,=?
In rov 2.29 van de beschikking van 24 december 2015 stelt de rechtbank dat de intrinsieke
waarde methode het meest in aanmerking komt als waarderingsmethodiek voor de
onderhavige vennootschap.
[naam 4] B.V. is te kenmerken als een management vennootschap, waarin de participatie in de aandelen van [naam 5] is ondergebracht. De opbrengsten uit de activiteiten die de heer [naam 3] voor deze onderneming heeft uitgevoerd zijn in [naam 4] B.V. verantwoord. Sinds het boekjaar 2011 zijn de aandelen in [naam 5] gewaardeerd in de balans van [naam 4] B.V. De jaarrekeningen laten het volgende beeld zien:
Jaar Waardering aandeel
2011 € 61.770
2012 113.921
2013 169.709
2014 0
In 2014 is [naam 5] opgegaan in [naam 7] , waarvoor [naam 4] B.V. op 2 april 2014 een vergoeding heeft ontvangen van US$ 308.442,42, oftewel € 222.653,88. Uit de ter beschikking gestelde gegevens en informatie blijkt dat [naam 4] B.V. geen aandeel in het kapitaal van [naam 7] heeft genomen. In maart 2015 is tussen partijen overeengekomen dat de managementovereenkomst en de arbeidsovereenkomst met respectievelijk [naam 7] ( [land 1] ) B.V. en [naam 7] ( [land 2] ) AB per 30 september 2015 zullen worden beëindigd. Voorts is tussen partijen overeengekomen dat er geen bonus en beëindigingsvergoeding zullen worden betaald.
Uit het voorgaande concludeer ik dat [naam 4] B.V. het aandeel in de afrekening van [naam 5] op 2 april 2014 heeft ontvangen. Uit de jaarrekening 2014 van [naam 4] B.V., d.d. 29 augustus 2017, leid ik op basis van de BTW specificatie af dat tot en met december 2014 € 112.027 af te dragen BTW is opgenomen, hetgeen overeenkomt met circa € 533.000 omzet. Dit bedrag komt nagenoeg overeen met de totale omzet over geheel 2014 (€ 533.914). De vennootschap doet BTW aangifte per kwartaal. Uit de aangifte inkomstenbelasting 2014 van de heer [naam 3] blijkt dat [naam 4] B.V. over geheel 2014 € 320.008 heeft verloond. Voorts blijken geen wezenlijke overige inkomsten uit tegenwoordige arbeid uit de aangifte inkomstenbelasting 2014. De loongegevens stemmen overeen met de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2014, d.d. 2 november 2016. Dit rechtvaardigt de conclusie dat [naam 4] B.V. gedurende 2014 het salaris heeft betaald en dat de wezenlijke inkomsten door [naam 4] B.V. in de periode januari tot en met december 2014 zijn gerealiseerd, waarbij in april de eerder genoemde € 222.653,88 is ontvangen. Aangezien de participatie in [naam 5] op 2 april 2014 financieel is afgewikkeld en de peildatum is vastgesteld op 31 maart 2014, dient de waardering van de aandelen op basis van de intrinsieke waarde methode plaats te vinden. Op basis van de intrinsieke waarde methode heb ik de waarde van de aandelen per 31 maart 2014 berekend op € 666.866. In onderstaande tabel is de berekening opgenomen:
Berekening intrinsieke waarde per 31 maart 2014
Vraag 5
Welke opmerkingen acht de deskundige verder nog van belang ten behoeve van de nog te
nemen beslissing?
Antwoord op vraag 5
Het concept deskundigenrapport, dat is voorgelegd aan de raadslieden van partijen, was
mede gebaseerd op een aantal concept documenten. De heer A.W. Hooijen van Tribecca
Advocaten heeft in zijn commentaar op 17 november 2017 hierop zijn bezwaar geuit. Zijn
brief is als bijlage 1 bij deze rapportering gevoegd. In het definitieve deskundigenrapport zijn de definitieve cijfers 2014 verwerkt. De definitieve aanslag inkomstenbelasting 2014 is op 2 november 2016 door de belastingdienst opgelegd. De definitieve jaarrekening 2014 van [naam 4] is gedateerd op 29 augustus 2017.
Ik benadruk dat ik de werkzaamheden heb verricht in het kader van het bepalen van de
waarde van de aandelen van [naam 4] B.V. Ik heb me gebaseerd op de ter beschikking gestelde gegevens. Ik heb geen accountantscontrole op het cijfermateriaal uitgevoerd, leidend tot een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Noch heb ik een fraudeonderzoek uitgevoerd. Voor alle duidelijkheid: deze werkzaamheden zijn niet opgedragen door de rechtbank.”