Bijlage
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/262 met betrekking tot de methoden voor de identificatie van paardachtigen (Verordening paardenpaspoort)
IDENTIFICATIE VAN IN DE UNIE GEBOREN PAARDACHTIGEN
Artikel 11
Aanvragen voor identificatiedocumenten voor in de Unie geboren paardachtigen
1. Houders dienen een aanvraag voor identificatiedocumenten voor in de Unie geboren paardachtigen in bij de bevoegde instantie van afgifte in de lidstaat waar het bedrijf is gevestigd waar de paardachtige zich bevindt, en verstrekken alle informatie die nodig is om aan deze verordening te voldoen.
2. De lidstaten stellen de termijnen voor het indienen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvraag vast die nodig zijn om aan de in artikel 12 en artikel 13, lid 1, bedoelde identificatietermijn te voldoen.
Artikel 12
Termijn voor de identificatie van in de Unie geboren paardachtigen
1. In de Unie geboren paardachtigen worden geïdentificeerd door middel van een identificatiedocument dat overeenkomstig artikel 9 uiterlijk twaalf maanden na de geboorte, en in elk geval voordat het dier het bedrijf waar het is geboren definitief verlaat, wordt afgegeven, behalve wanneer een dergelijke verplaatsing plaatsvindt overeenkomstig artikel 23, lid 2, onder c), als veulen samen met het moederdier waarvan het afhankelijk is, of overeenkomstig artikel 26, lid 2.
2. In afwijking van lid 1 mogen de lidstaten ertoe besluiten de termijn voor de identificatie van paardachtigen tot zes maanden of tot het kalenderjaar van de geboorte te verkorten.
Artikel 13
Afwijkingen met betrekking tot de identificatie van bepaalde paardachtigen die in het wild of half in het wild leven
1. In afwijking van artikel 12 mag de bevoegde instantie beslissen dat duidelijk omschreven populaties van in het wild of half in het wild levende paardachtigen in bepaalde door de bevoegde instantie vast te stellen gebieden door middel van een overeenkomstig artikel 9 of artikel 17, lid 4, afgegeven identificatiedocument moeten worden geïdentificeerd, wanneer ze:
a. a) van dergelijke populaties worden gescheiden, behalve wanneer ze onder officieel toezicht van een duidelijk omschreven populatie naar een andere duidelijk omschreven populatie worden overgebracht; of
b) worden gedomesticeerd.
2. Lidstaten die van plan zijn van de afwijking in lid 1 gebruik te maken, stellen de Commissie, onder verwijzing naar dit artikel, in kennis van de populaties en de gebieden die zij overeenkomstig lid 1 hebben vastgesteld, voordat zij van die afwijking gebruikmaken.
VERPLAATSEN EN VERVOEREN VAN PAARDACHTIGEN
Artikel 26
Verplaatsen en vervoeren van als slachtdier gehouden paardachtigen
1. Als slachtdier gehouden paardachtigen gaan tijdens de verplaatsing of het vervoer naar het slachthuis vergezeld van:
a. a) het overeenkomstig artikel 9, lid 1, of artikel 14 afgegeven identificatiedocument; of
2. In afwijking van lid 1 mag de bevoegde instantie toestemming verlenen om als slachtdier gehouden paardachtigen waarvoor geen identificatiedocument overeenkomstig artikel 9, lid 1, is afgegeven, rechtstreeks van het bedrijf van geboorte naar het slachthuis in dezelfde lidstaat te vervoeren, mits:
a. a) de als slachtdier gehouden paardachtigen hoogstens twaalf maanden oud zijn en zichtbare tandsterren op de tijdelijke hoeksnijtanden hebben;
BEHEER, VERMENIGVULDIGING, VERVANGING EN SCHORSING VAN IDENTIFICATIEDOCUMENTEN
Artikel 27
Verplichtingen van houders met betrekking tot het beheer van identificatiedocumenten om de continuïteit van de identiteit tijdens de levensduur van de paardachtige te waarborgen
1. De houder van een paardachtige zorgt ervoor dat de volgende identificatiegegevens in het identificatiedocument te allen tijde actueel en correct zijn:
a. a) de status van de paardachtige met betrekking tot de vraag of het dier voor menselijke consumptie mag worden geslacht;
Regeling identificatie en registratie van dieren
§ 7b. Identificatie en registratie van paardachtigen
2 Deze paragraaf is op paardachtigen die leven op natuurterreinen opgenomen in bijlage IV bij deze regeling, slechts van toepassing indien zij dit terrein verlaten, met dien verstande dat artikel 38v, eerste lid, niet van toepassing is.
1. De termijn ter identificatie van een paardachtige, bedoeld in artikel 12, eerste en tweede lid, van Verordening (EU) nr. 262/2015 bedraagt negen maanden na de geboorte van een paardachtige.
Bijlage IV. behorende bij artikel 38r
[…]
Oostvaardersplassen […]