In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 14 november 2023 uitspraak gedaan in het geschil tussen [naam 1] B.V. en de minister van Economische Zaken en Klimaat. De onderneming had een aanvraag ingediend voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2022, maar deze aanvraag werd door de minister afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De onderneming heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de onderneming beroep ingesteld bij het College.
Tijdens de zitting op 21 augustus 2023 hebben de vennoten van de onderneming, [naam 2] en [naam 3], hun standpunt toegelicht, waarbij zij persoonlijke omstandigheden aanvoerden die hen hadden belet om de aanvraag tijdig in te dienen. Het College heeft overwogen dat de afwijzing van de aanvraag vanwege de te late indiening onevenredig is, gezien de bijzondere omstandigheden waaronder de vennoten verkeerden, waaronder ernstige gezondheidsproblemen in de familie en de impact van COVID-19.
Het College heeft vastgesteld dat de vennoten niet op de hoogte waren van de afwijkende aanvraagtermijn en dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de vennoten. Het College heeft het beroep gegrond verklaard, het besluit van de minister vernietigd en de minister opgedragen om de onderneming in de gelegenheid te stellen een volledige aanvraag in te dienen. De minister moet binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit nemen, waarbij de eerdere afwijzing niet in stand blijft.