ECLI:NL:CBB:2023:246
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag voor COVID-19 vaste lasten door minister op basis van termijnoverschrijding
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 23 mei 2023, betreft het een verzoek van een onderneming om alsnog subsidie toe te kennen voor de periodes Q4 van 2020 en Q1 van 2021 op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL). De onderneming had eerder een subsidie aangevraagd voor Q3 van 2021, maar verzuimde om tijdig aanvragen in te dienen voor de eerdere kwartalen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvragen voor Q4 van 2020 en Q1 van 2021 afgewezen, omdat deze buiten de gestelde aanvraagtermijnen waren ingediend. De onderneming stelde dat zij niet op de hoogte was van de wijziging in de SBI-code die haar in aanmerking zou kunnen laten komen voor subsidie, en dat de minister haar niet adequaat had geïnformeerd over deze wijzigingen.
Het College oordeelde dat de minister geen ruimte had om af te wijken van de aanvraagperiodes zoals vastgelegd in de TVL. De onderneming had de verantwoordelijkheid om op de hoogte te zijn van de voorwaarden en termijnen voor subsidieaanvragen. Het College concludeerde dat de afwijzing van de minister terecht was, omdat de aanvraagtermijnen ruimschoots waren verstreken en de onderneming niet tijdig had gehandeld. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat de regels voor alle MKB-ondernemingen gelijk zijn en de minister geen aanleiding had om van deze regels af te wijken voor de onderneming.
De uitspraak bevestigt dat het College de aanvraag ongegrond verklaart en dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.