Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
[naam 1] B.V., te [plaats 1] ( [naam 1] ) en
[naam 1] en [naam 2]
en
De Nederlandsche Bank N.V., te Amsterdam (DNB)
Procesverloop in hoger beroep
Grondslag van het geschil
ultimate beneficial owner(UBO) [naam 7] . [naam 5] heeft van [naam bank] een lening met een bedrag van USD 10 miljoen ontvangen (de lening), waarvoor [naam 7] zekerheden heeft verstrekt. [naam 5] heeft met dit bedrag 84,4% van de aandelen gekocht van de Mexicaanse vennootschap [naam 8] ( [naam 8] ), die met de aangetrokken gelden het vastgoedproject Destino in Mexico zou financieren. [naam 1] raakte er op 24 september 2012 (de datum van het gesprek tussen de accountmanager van [naam 5] bij [naam 1] , [naam 9] , en [naam 10] , vertegenwoordiger van [naam 7] werkzaam bij advocatenkantoor [naam 11] ) mee bekend dat Destino niet tot stand kwam en [naam 8] het bedrag van USD 10 miljoen had gebruikt voor het terugbetalen van “een lening" aan [naam bank] .
am rather alarmed by this client and - provided I do not receive information to the contrary - am considering to request to put this client on hold or worse" en het daarbij gevoegde document 'Compliance comments' van 1 augustus 2016 waarin stond: "(
... ) according to the object company's risk analysis the risks on money laundering and corruption in this structure are massive".
12 december 2020 heeft DNB bij besluit van 30 december 2020 (bestreden besluit 1A) de boete voor [naam 1] verlaagd tot € 29.790,-. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het door [naam 1] ingestelde beroep mede gericht tegen dit besluit.
Uitspraak van de rechtbank
Beoordeling van het geschil in hoger beroep
25 mei 2010, die is ondertekend door de heer [naam 2] , volgt dat [naam 12] een lening van USD
10 miljoen heeft verkregen van [naam bank] met een looptijd van 10 jaar (…). Het leningsbedrag van USD 10 miljoen heeft [naam bank] op 25 mei 2010 gestort op de bankrekening van [naam 12] (…).
20 oktober 2017 (…).”
10 miljoen heeft verkregen. In de akte van kapitaalstorting van 17 april 2009 is vastgelegd dat het aandelenkapitaal van [naam 8] wordt uitgebreid met 10 miljoen USD. Met het volstorten van de nieuwe aandelen verwerft [naam 5] een aandelenbelang van 81,16% in [naam 8] . Op 25 mei 2009 heeft [naam 5] een nieuwe lening van USD 10 miljoen afgesloten bij [naam bank] waarbij gelijktijdig op deze datum de lening van 16 april 2009 is afgelost. Op 25 mei 2010 is wederom een nieuwe lening van USD 10 miljoen afgesloten bij [naam bank] waarbij gelijktijdig op deze datum de lening van 25 mei 2009 is afgelost. De lening van 25 mei 2010 heeft een lagere rente dan de eerdere lening van 25 mei 2009. [naam 1] heeft aangegeven dat het hierbij, net als bij de lening van
25 mei 2009, gaat om de administratieve afhandeling van wat feitelijk een wijziging van de leningsvoorwaarden is.
augustus 2012 kennis kreeg van een bericht in een Mexicaanse krant uit 2011 dat [naam 7] werd verdacht van verduistering en corruptie. DNB wijst er terecht op dat algemeen bekend is dat bij dergelijke delicten ook een bijzonder groot risico bestaat op het (vervolgens) witwassen van die uit misdrijf verkregen gelden. Dat [naam 7] hiervoor niet is veroordeeld betekent niet dat aan dat bericht in de gegeven omstandigheden geen betekenis toekomt. Daarbij komt dat [naam 7] tot eind 2013 een politically exposed person was en hij [naam bank] in verband met de lening persoonlijk zekerheden had gegeven die [naam 1] niet kende. Aan de conclusie dat de transactie ongebruikelijk was, draagt verder bij dat de vennootschapsstructuur was opgezet ten behoeve van een investering in een Mexicaans vastgoedproject op advies van [naam 13] , onderdeel van [naam bank] . In september 2012 is [naam 1] geïnformeerd dat het vastgoedproject was uitgesteld en dat [naam 8] het bedrag van USD 10 miljoen had aangewend om de aan haar door [naam bank] verstrekte leningen terug te betalen. In maart 2015 raakt [naam 1] ermee bekend dat de US Financial Crimes Enforcement Network (FinCEN) [naam bank] typeert als een ‘
foreign financial institution of primary money laundering concern’ en dat [naam 6] in [land] was gearresteerd vanwege deze beschuldigingen. Dat FinCEN haar bericht later weer heeft ingetrokken maakt de berichtgeving niet minder relevant, nu niet blijkt dat FinCEN haar eerdere kwalificatie had teruggenomen. Redengevend voor het intrekken waren, naar DNB aannemelijk heeft gemaakt, in [land] genomen vervolgstappen (namelijk een ingrijpende herstructurering van [naam bank] ) die het aan [naam bank] verbonden witwasrisico verminderden. Dat de lening, zoals [naam 1] benadrukt, afkomstig was van een bank en dat als vaststaand kan worden aangenomen dat [naam 8] de gelden heeft gebruikt om aan haar door [naam bank] verstrekte leningen terug te betalen, ontkracht onder de hiervoor geschetste omstandigheden niet dat de lening verband kon houden met witwassen.
back to backlening, terwijl [naam 1] reeds in haar reactie op het voorlopige onderzoeksrapport had aangegeven dat van een
back to backlening in het [naam 5] dossier geen sprake was, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig. De term
back to backlening wordt immers zelf gebruikt door [naam 1] in het [naam 5] dossier.
€ 22.500,-. Voor het overige zal het College de aangevallen uitspraak bevestigen.
Beslissing
de uitspraak te ondertekenen.