Betrokkene heeft er in haar reactie op deze hogerberoepsgrond op gewezen dat de samenvatting die de accountantskamer van klachtonderdeel b heeft gegeven onjuist is, omdat de accountantskamer de verwijten lijkt te ‘stapelen’ door gebruik te maken van het woord ‘en’. De oorspronkelijke klacht hield in dat betrokkene de investeringen en ontvangen bijdragen met elkaar had moeten verrekenen hetzij - dus niet: én - een egalisatierekening investeringsbijdragen had moeten opvoeren.
Verder stelt betrokkene voorop dat zij niet betrokken is geweest bij de controle van de jaarrekening 2017. De enige link die dit klachtonderdeel met haar heeft is dat appellant beweert dat zij op grond van de jaarrekening van het voorgaande jaar 2017 de beginbalans van het jaar 2018 had dienen aan te passen.
Het herstructureringsplan en de concept-subsidieaanvraag die appellant bij het aanvullend klaagschrift van 27 juli 2020 in het geding heeft gebracht, bieden geen basis voor de klacht. Afgezien van het feit dat het overgelegde herstructureringsplan een ongedateerd ‘deel 2’ en ‘deel 3’ van een niet nader gespecificeerd en niet-verifieerbaar ander document betreft, bevat dit document niet de termen ‘exploitatiesubsidie’ of ‘investeringssubsidie’.
De door appellant opgestelde cijferopstelling is bovendien misleidend, alleen al vanwege de (onjuiste) veronderstelling van appellant dat [naam 4] de gemeente [plaats] ‘gevraagd’ zou hebben om ‘een exploitatiesubsidie van € 955.000,-- en een investeringssubsidie
van € 320.000,--’. Ook zet appellant het College op het verkeerde been met zijn bewering dat de accountant die eerder de jaarrekening van 2017 controleerde, het standpunt van appellant zou delen dat voor een deel van de subsidie een egalisatierekening investeringen had moeten worden opgenomen. Het (volledige) accountantsverslag 2017 laat zien dat deze accountant enkel een niet-materieel controleverschil van € 38.000,-- heeft geconstateerd. Het bedrag dat volgens appellant nog niet gerealiseerd zou zijn (€ 68.800,--) is door hem ontleend aan genoemde ‘aanvraag tot subsidievaststelling’, een concept waarvan de status onduidelijk is, dat niet ondertekend is en dat betrokkene (terecht) niet heeft betrokken bij haar controle van de jaarrekening 2018. Het is onjuist dat appellant dit concept een ‘aanvraag tot subsidievaststelling’ noemt.
De door appellant aangehaalde post automatisering ten bedrage van € 234.904,-- is als investering verantwoord in de jaarrekening 2017. In die jaarrekening is toegelicht dat in 2017 voor € 355.000,-- is geïnvesteerd, en dat deze investeringen uit eigen middelen zijn voldaan. Betrokkene heeft tijdens de zitting bij de accountantskamer toegelicht waarom de totale kosten van de herstructurering € 1.239.690,-- bedroegen. Afgezet tegenover de toegekende subsidie ad € 1.250.000,-- blijkt daaruit dat, op een niet-materieel verschil na, de subsidie is aangewend voor exploitatiekosten. Uit het voorgaande blijkt dat de totale investering in 2017 gerelateerd aan de herstructurering € 234.904,-- bedraagt, en niet de - overigens steeds wisselende - bedragen die appellant noemt.