ECLI:NL:CBB:2023:546

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
22/1373
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing voor warmtepomp

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 3 oktober 2023, zaaknummer 22/1373, is de aanvraag van [naam 1] voor een investeringssubsidie voor een warmtepomp afgewezen door de minister voor Klimaat en Energie. De afwijzing is gebaseerd op het feit dat de warmtepomp niet is geïnstalleerd door een erkend bouwinstallatiebedrijf, zoals vereist in artikel 4.5.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. De minister heeft het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard, waarna [naam 1] beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting op 15 augustus 2023 heeft [naam 1] betoogd dat de eis van installatie door een bouwinstallatiebedrijf in strijd is met het evenredigheidsbeginsel, aangezien de warmtepomp deskundig zou zijn geïnstalleerd door haar zoon. De minister heeft echter gesteld dat de installatie door een particulier niet voldoet aan de subsidievoorwaarden, die zijn ingevoerd om onkundige installaties te voorkomen. Het College heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de vereiste voorwaarden voor subsidie.

Het College heeft ook het beroep op het vertrouwensbeginsel van [naam 1] verworpen. [naam 1] kon niet aannemelijk maken dat er toezeggingen zijn gedaan door de overheid die haar rechtvaardigden in de veronderstelling dat de subsidie zou worden verleend, ondanks het niet voldoen aan de installatie-eisen. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is en dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1373

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 oktober 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] ( [naam 1] )

(gemachtigde: [naam 2] )
en

de minister voor Klimaat en Energie

(gemachtigde: mr. M. Zweers)

Procesverloop

Met het besluit van 14 maart 2022 (afwijzingsbesluit) heeft de minister de aanvraag van [naam 1] om een investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (investeringssubsidie) in het kader van titel 4.5 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling) voor een warmtepomp afgewezen.
Met het besluit van 24 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 15 augustus 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] , en de minister, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
De minister verstrekt subsidies voor activiteiten die passen in het beleid inzake energie en duurzaamheid (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies), zoals investeringssubsidies. De Regeling geeft de regels voor het verstrekken van investeringssubsidies (artikel 2, eerste lid, van het Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit)). Een aanvraag voor investeringssubsidie wordt afgewezen als niet wordt voldaan aan een subsidievoorwaarde uit de Regeling (artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit).
1.2
In artikel 4.5.1 van de Regeling is bepaald dat onder een bouwinstallatiebedrijf wordt verstaan: een bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie.
1.3
Uit artikel 4.5.2, tweede lid, van de Regeling volgt dat een investeringssubsidie alleen wordt verstrekt voor de aanschaf van een warmtepomp als de eigenaar-bewoner de warmtepomp heeft laten installeren door een bouwinstallatiebedrijf.
1.4
Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in de bijlage van deze uitspraak.
Aanleiding voor deze procedure
2.1
[naam 1] heeft op 17 november 2021 investeringssubsidie aangevraagd voor een warmtepomp, als bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, aanhef en onder a, van de Regeling. Met het afwijzingsbesluit heeft de minister deze aanvraag afgewezen, omdat [naam 1] niet heeft aangetoond dat de warmtepomp is geïnstalleerd door een bouwinstallatiebedrijf.
2.2
In het bestreden besluit is de minister bij zijn standpunt gebleven. De minister wijst er op dat de zoon van [naam 1] , een particulier, de warmtepomp heeft geïnstalleerd. Daarmee is niet voldaan aan het vereiste dat de warmtepomp moet zijn geïnstalleerd door een bouwinstallatiebedrijf dat in het handelsregister is ingeschreven in de sectie bouwinstallatiebedrijf of in een vergelijkbare sectie (artikel 4.5.2, tweede lid, in combinatie met artikel 4.5.1, van de Regeling). De aanvraag is daarom terecht afgewezen op grond van artikel 22, eerste lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit.
Standpunt van [naam 1]
3.1
[naam 1] voert aan dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Het vereiste van installatie door een bouwinstallatiebedrijf is in strijd met het evenredigheidsbeginsel. [naam 1] voldoet feitelijk aan de voorwaarden voor investeringssubsidie. Met het installeren van de warmtepomp volgens de gebruiksaanwijzing voldoet zij namelijk aan de doelstelling van de Regeling om duurzame energie te produceren. Zij heeft een mono-block warmtepomp aangeschaft, omdat deze makkelijk is aan te sluiten. Installatie door een bouwinstallatiebedrijf van dit type warmtepomp met een 1-fase aansluiting is niet nodig en zou het behalen van de doelstelling van de Regeling van een snelle energietransitie vertragen, ook omdat er nauwelijks bouwinstallatiebedrijven beschikbaar zijn. Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat vakbekwaamheid en deskundigheid voor de installatie van belang zijn. Een mono-block warmtepomp is eenvoudig en vakbekwaam te installeren door een handige doe-het-zelver, in het geval van [naam 1] haar zoon. Daarnaast volgt uit artikel 4.5.2 van de Regeling dat de investeringssubsidie wordt verstrekt voor de kosten van de aanschaf en installatie van de warmtepomp. [naam 1] wil enkel subsidie voor de kosten van de aanschaf van de warmtepomp. Het is onredelijk om dan ook installatie door een bouwinstallatiebedrijf te verlangen. De minister had in dit geval een hardheidsclausule moeten toepassen.
3.2
Verder doet [naam 1] een beroep op het vertrouwensbeginsel. Zij heeft eerder investeringssubsidie ontvangen voor een warmteboiler met heatpipes, die ze door haar zoon heeft laten installeren. Haar zoon heeft zelf ook investeringssubsidie ontvangen voor een door hemzelf in zijn huis geïnstalleerde mono-block warmtepomp en warmteboiler met heatpipes. Zowel vooraf als bij verlening van de subsidie is bevestigd dat de subsidievoorwaarden tot doel hebben dat duurzame energie wordt geleverd en de verkoop van de installatie wordt voorkomen. Steeds is bevestigd dat installatie in eigen kring daaraan niet in de weg staat. Ook voorafgaand aan deze aanvraag is deze interpretatie van de Regeling telefonisch bevestigd.
Standpunt van de minister
4.1
De minister stelt zich op het standpunt dat hij de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het is duidelijk dat niet is voldaan aan het vereiste van installatie door een bouwinstallatiebedrijf, zoals bedoeld in artikel 4.5.2, tweede lid, van de Regeling. Deze voorwaarde is per 1 januari 2021 in de Regeling opgenomen (Stcrt. 2020, 65131), omdat controle op de eerdere eis van deskundige installatie redelijk intensief was. De Regeling bevat geen hardheidsclausule. Dat deze voorwaarde niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel is in de uitspraak van het College van 13 september 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:616 (https://pi.rechtspraak.minjus.nl/deeplink/ecli?id=ECLI:NL:CBB:2022:616)) bevestigd.
4.2
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Van het door [naam 1] genoemde telefoongesprek is hem niet gebleken en [naam 1] heeft hier zelf ook geen details over verstrekt. De eerder verleende investeringssubsidies betroffen aanvragen van [naam 1] uit 2020 en aanvragen van haar zoon uit 2017. Deze subsidies zijn verleend, omdat het vereiste van installatie door een bouwinstallatiebedrijf pas vanaf 2021 geldt.
Beoordeling door het College
Installatie door een bouwinstallatiebedrijf
5.1
Uit artikel 4.5.2, tweede lid, van de Regeling volgt dat voor de verstrekking van een investeringssubsidie ten behoeve van, onder meer, een warmtepomp, dwingend is voorgeschreven dat de installatie ervan door een bouwinstallatiebedrijf gebeurt. Niet in geschil is dat de warmtepomp door de zoon van [naam 1] , en niet door een bouwinstallatiebedrijf, zoals bedoeld in de Regeling, is geïnstalleerd. Daarom is niet voldaan aan de voorwaarde van installatie door een bouwinstallatiebedrijf. De Regeling bevat geen hardheidsclausule en biedt de minister dan ook geen ruimte voor een belangenafweging als bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De minister was dus gehouden de aanvraag af te wijzen.
5.2
Het vereiste van installatie door een bouwinstallatiebedrijf is ingevoerd met als doel onkundige installatie zoveel mogelijk te voorkomen. Het College acht de keuze van de regelgever voor het vereiste van installatie door een bouwinstallatiebedrijf in verband met de uitvoerbaarheid van de Regeling begrijpelijk. Dat dit vereiste de energietransitie vertraagt en voor een mono-block warmtepomp niet redelijk is, omdat de installatie hiervan eenvoudig is en deskundig kan worden geïnstalleerd door een doe-het-zelver, kan zo zijn, maar dat doet geen afbreuk aan de uitvoerbaarheid van de Regeling. De Regeling is op dit punt niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Dat de warmtepomp in dit geval deskundig zou zijn geïnstalleerd door de zoon van [naam 1] , wat daar ook van zij, is naar het oordeel van het College ook niet een uitzonderlijk geval waarin het besluit onevenredig nadelig uitpakt. De Regeling voorziet immers in subsidie voor warmtepompen en niet voor de installatie.
Beroep op het vertrouwensbeginsel
6 Volgens vaste rechtspraak moeten voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen worden doorlopen. De eerste stap is dat de betrokkene aannemelijk moet maken dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of, en zo ja hoe, het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Naar het oordeel van het College kan deze eerste stap niet worden genomen. [naam 1] heeft niet aannemelijk gemaakt dat van de kant van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit zij redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de minister investeringssubsidie zou verlenen voor een warmtepomp die niet door een bouwinstallatiebedrijf is geïnstalleerd. Zoals [naam 1] ter zitting heeft erkend, kan zij geen bewijs leveren van een telefoongesprek door een medewerker van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland waarin een dergelijke toezegging of uitlating is gedaan. Uit de eerder verleende investeringssubsidies aan [naam 1] en haar zoon kon en mocht [naam 1] ook niet redelijkerwijs afleiden dat de minister de aangevraagde subsidie ook nu weer zou verlenen. Dit betroffen immers aanvragen uit een periode waarin het vereiste van installatie door een bouwinstallatiebedrijf nog niet gold. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Conclusie
7 Het beroep is ongegrond. Er zijn geen proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.O. Kerkmeester, in aanwezigheid van mr. L. ten Hove, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 oktober 2023.
w.g. H.O. Kerkmeester w.g. L. ten Hove

Bijlage

Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (Kaderwet)
Artikel 2
1. Onze Minister van Economische Zaken en Klimaat kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het beleid inzake:
a. energie en duurzaamheid;
(…)
Kaderbesluit nationale EZK- en LNV-subsidies (Kaderbesluit)
Hoofdstuk 2. Verstrekken van subsidie
Artikel 2
1. Onze Minister kan op aanvraag voor de activiteiten op de gebieden, genoemd in artikel 2 of 2a van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, subsidie verstrekken volgens bij ministeriële regeling bepaalde regels.
(…)
Hoofdstuk 8. Afwijzingsgronden
Artikel 22
1. Onze Minister beslist afwijzend op een aanvraag om subsidie indien:
a. de aanvraag niet voldoet aan de bij of krachtens dit besluit gestelde regels;
(…)
Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies (Regeling)
Titel 4.5. Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing
(ISDE)
Artikel 4.5.1. Begripsomschrijving
In deze titel wordt verstaan onder:
(…)
bouwinstallatiebedrijf: bedrijf dat in een handelsregister van een lidstaat van de Europese Unie of een van de overige staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte is ingeschreven in de sectie bouwinstallatiebedrijf of een vergelijkbare sectie;
(…)
eigenaar-bewoner: natuurlijke persoon die:
a. een woning in eigendom heeft waarin hij zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van deze woning zal hebben; of
b. gerechtigde is van een bestaand appartementsrecht als bedoeld in artikel 106, eerste lid, van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en in het desbetreffende appartement zijn hoofdverblijf heeft of direct na renovatie van dat appartement zal hebben;
(…)
Artikel 4.5.2. Subsidieverstrekking
1. De minister verstrekt op aanvraag subsidie voor een investering of combinatie van investeringen die bestemd is voor:
a. de productie van duurzame energie;
b. energiebesparende isolatiemaatregelen; of
c. de aansluiting op een warmtenet.
2. Voor zover de subsidie betrekking heeft op een investering voor de productie van duurzame energie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt deze verstrekt aan een ondernemer, vereniging, stichting, eigenaar-bewoner dan wel andere rechtspersoon of natuurlijke persoon ten behoeve van de aanschaf en het door een bouwinstallatiebedrijf laten installeren van één of meer van de volgende installaties:
a. een ruimteverwarmingstoestel of een waterverwarmingstoestel dat:
1°. is uitgerust met een lucht-waterwarmtepomp, een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp;
2°. een thermisch vermogen heeft van ten hoogste 70kW bij bivalente temperatuur in geval van een lucht-waterwarmtepomp dan wel bij een referentieontwerptemperatuur in geval van een grond-waterwarmtepomp of een water-waterwarmtepomp; en
3°. is voorzien van een etiket, een productkaart en de bijbehorende technische documentatie;
(…)