ECLI:NL:CBB:2023:519

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
19 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
22/1386
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 wegens te late indiening

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 september 2023, zaaknummer 22/1386, is de aanvraag van een ondernemer voor een subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen. De ondernemer, die een klein hotel exploiteert, had zijn aanvraag te laat ingediend. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag op 9 maart 2022 als pro-forma aangemerkt en deze vervolgens afgewezen. Het bezwaar van de ondernemer werd ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde.

De ondernemer stelde dat hij op 19 april 2021 een proefberekening had gemaakt, waaruit bleek dat hij niet in aanmerking kwam voor de subsidie. Hij had daarom geen aanvraag ingediend, maar achteraf bleek dat hij wel in aanmerking kwam. De minister verwees naar de wettelijke bepalingen die stellen dat aanvragen tijdig moeten worden ingediend en dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor het indienen van een aanvraag binnen de gestelde termijn.

Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. De relevante wetgeving biedt geen ruimte voor afwijkingen van deze termijn. De ondernemer had de mogelijkheid om zijn aanvraag tijdig in te dienen, maar had ervoor gekozen dit niet te doen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1386

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , handelend onder de naam [naam 2], te [plaats] , (de ondernemer)
(gemachtigde: [naam 3] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: W. Dam en mr. M.P. Beudeker).

Procesverloop

Met het besluit van 9 maart 2022 heeft de minister de aanvraag van de ondernemer voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q1 2021 aangemerkt als een pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 30 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de ondernemer ongegrond verklaard.
De ondernemer heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 26 juni 2023. Aan de zitting hebben de gemachtigden van partijen deelgenomen.

Overwegingen

1. Het toepasselijke wettelijke kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Inleiding
2. Deze zaak gaat om een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. De ondernemer, die een klein hotel exploiteert, heeft op 23 februari 2022 aangegeven dat hij een subsidie op grond van de TVL had willen aanvragen voor Q1 2021. Artikel 2.2.6 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q1 van 2021 uiterlijk op 18 mei 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. Wel heeft de minister voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag, de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat hij alsnog een aanvraag konden indienen.
3. Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
4. De ondernemer voert aan dat hij op 19 april 2021 een proefberekening heeft gemaakt, waaruit volgde dat hij niet in aanmerking kwam voor een TVL-subsidie voor Q1 2021. In die proefberekening geeft de minister aan dat een aanvraag zal leiden tot een afwijzing en dat er maar één keer een aanvraag kan worden gedaan. Daarom heeft de ondernemer geen aanvraag ingediend. Achteraf bleek dat de ondernemer wel in aanmerking kwam voor een TVLsubsidie. Dat uit de proefberekening volgde dat hij daarvoor niet in aanmerking kwam, komt doordat de minister geen rekening houdt met de omstandigheden van de ondernemer, die maken dat de omzet vooraf lastig te schatten is
.Zo heeft de ondernemer bijvoorbeeld te maken met aanbetalingen en met uitbetalingen achteraf door diverse boekingssites. De juiste omzetgegevens in de referentieperiode zijn pas naderhand beschikbaar gekomen, maar laten wel zien dat de ondernemer in aanmerking zou komen voor een TVL-subsidie.
Standpunt van de minister
5. De minister stelt zich op het standpunt dat bij de rekentool expliciet stond vermeld dat het gaat om een schatting van de omzetgegevens. De minister is zich ervan bewust dat de relevante omzetgegevens ten tijde van de aanvraagperiode mogelijk nog niet definitief bekend waren. Dat de ondernemer vervolgens besluit geen aanvraag in te dienen is zijn eigen keuze. De minister verwijst naar de uitspraak van het College van 7 maart 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:118), waarin is geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat de aanvraag niet tijdig was ingediend.
Beoordeling door het College
6. Uit artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.2.6 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies (waarop de TVL gebaseerd is) biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
7. Niet in geschil is dat de ondernemer de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 20213 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
8. In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. De ondernemer had binnen de aanvraagperiode een aanvraag kunnen indienen. Dat het omzetverlies nog niet duidelijk was in de aanvraagperiode, leidt niet tot een ander oordeel. Het is aan de ondernemer om een schatting te maken en op basis daarvan tijdig een aanvraag in te dienen. Dat hij ervoor heeft gekozen om helemaal geen aanvraag in te dienen, komt voor zijn risico.
Slotsom
9. Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag om subsidie op basis van de TVL terecht op grond van artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.2.6, eerste en tweede lid van de TVL, heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat de aanvraag tijdig is ingediend.
10. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Duuren, in aanwezigheid van
mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
19 september 2023.
w.g. M. van Duuren w.g. A.M. Slierendrecht
Bijlage
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.2.4, eerste lid, onder a
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels.
(…)
Artikel 2.2.6, eerste en tweede lid
1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 15 februari 2021 tot en met
18 mei 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 12.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.
(…)