In deze uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 19 september 2023, zaaknummer 22/1386, is de aanvraag van een ondernemer voor een subsidie op basis van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) afgewezen. De ondernemer, die een klein hotel exploiteert, had zijn aanvraag te laat ingediend. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag op 9 maart 2022 als pro-forma aangemerkt en deze vervolgens afgewezen. Het bezwaar van de ondernemer werd ongegrond verklaard, waarna hij beroep instelde.
De ondernemer stelde dat hij op 19 april 2021 een proefberekening had gemaakt, waaruit bleek dat hij niet in aanmerking kwam voor de subsidie. Hij had daarom geen aanvraag ingediend, maar achteraf bleek dat hij wel in aanmerking kwam. De minister verwees naar de wettelijke bepalingen die stellen dat aanvragen tijdig moeten worden ingediend en dat de ondernemer zelf verantwoordelijk is voor het indienen van een aanvraag binnen de gestelde termijn.
Het College oordeelde dat de minister de aanvraag terecht had afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. De relevante wetgeving biedt geen ruimte voor afwijkingen van deze termijn. De ondernemer had de mogelijkheid om zijn aanvraag tijdig in te dienen, maar had ervoor gekozen dit niet te doen. Het College verklaarde het beroep ongegrond en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.