ECLI:NL:CBB:2023:493

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
8 september 2023
Zaaknummer
22/1
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teeltverbod op grond van de Regeling plantgezondheid ter bestrijding van knolcyperus

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 12 september 2023 uitspraak gedaan over een teeltverbod dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan [naam 1] had opgelegd. Dit teeltverbod was gebaseerd op de Regeling plantgezondheid en had betrekking op een perceel van 10.260 m2, waar knolcyperus was aangetroffen. De minister had op 1 juli 2021 het teeltverbod opgelegd, nadat op 6 oktober 2020 een controle had plaatsgevonden door een keurmeester van de NAK. De minister verklaarde het bezwaar van [naam 1] ongegrond, waarop [naam 1] beroep instelde en schadevergoeding vroeg.

Het College oordeelde dat de bewijslast voor de besmetting met knolcyperus bij de minister ligt, aangezien het een belastend besluit betreft voor [naam 1]. De minister had echter niet voldoende bewijs geleverd dat het gehele perceel besmet was. De minister had de besmetting niet op een veldschets ingetekend, waardoor de locatie en mate van besmetting niet kon worden vastgesteld. Het College concludeerde dat het teeltverbod niet in stand kon blijven, omdat de minister niet kon aantonen dat knolcyperus op het volledige perceel aanwezig was.

Het College verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herroepte het besluit van 1 juli 2021. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat [naam 1] onvoldoende had aangetoond dat hij schade had geleden door het teeltverbod. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de minister werd opgedragen het betaalde griffierecht aan [naam 1] te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1

uitspraak van de meervoudige kamer van 12 september 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , te [woonplaats] ,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

(gemachtigde: mr. A.S.H. Kroon).

Procesverloop

Met het besluit van 1 juli 2021 heeft de minister aan [naam 1] een teeltverbod opgelegd als bedoeld in de Regeling plantgezondheid voor een perceel dat hij als (agrarisch) ondernemer in gebruik heeft.
Met het besluit van 11 november 2021 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] daartegen ongegrond verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 3 juli 2023 heeft [naam 1] zijn verzoek om schadevergoeding toegelicht.
Bij brief van 4 juli 2023 heeft de minister nadere stukken overgelegd.
De zitting was op 18 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 1] en, namens de minister, mr. A.S.H. Kroon, mr. [naam 2] en [naam 3] .

Overwegingen

1. Deze zaak gaat over het teeltverbod dat de minister aan [naam 1] heeft opgelegd om het onkruid knolcyperus te bestrijden. Het gaat om een perceel van 10.260 m2. Dit teeltverbod geldt voor het gehele perceel en voor onbepaalde tijd. De minister baseert dit verbod op de controle van de keurmeester van de Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen (NAK) op 6 oktober 2020. Op 2 september 2021 vond een herinspectie van het perceel plaats. Niet in geschil is dat op het perceel knolcyperus aanwezig is. Het geschil gaat over de (precieze) omvang van de besmette plaats: volgens de minister blijkt uit de foto’s en de schets van de keurmeester dat het gehele perceel is besmet, maar [naam 1] betwist dit.
2. Artikel 30, eerste lid, van de Regeling plantgezondheid bepaalt dat het verboden is akker- en tuinbouwgewassen te telen op een perceel of gedeelte daarvan waar de aanwezigheid van knolcyperus is vastgesteld. Volgens artikel 30, tweede lid, van deze regeling maakt de minister dat teeltverbod met ingangsdatum, perceel of gedeelte van het perceel, en termijn bekend. Het vierde lid van dit artikel staat in een spoedeisende situatie de mondelinge bekendmaking van het teeltverbod aan de ondernemer toe, die de minister binnen een redelijke termijn schriftelijk moet bevestigen.
3. De minister hanteert de “instructie opsporing knolcyperus” van 19 juni 2018 van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (de instructie). De instructie beschrijft de procedure na de ontdekking van knolcyperus: de minister dient knolcyperus nauwkeurig te lokaliseren en in kaart te brengen (veldschets), waarna op basis van deze veldschets met bijbehorende informatie - zoals locatie, omvang en mate van besmetting - een situatieschets wordt gemaakt, die als bijlage wordt gevoegd bij het teeltverbod. Verder staat in de instructie het volgende:
“ Het perceel(sgedeelte) waarvoor het teeltverbod gaat gelden, wordt vastgesteld door rond de besmette plaats in alle hoofdrichtingen van het perceel een buffer van 10 m aan te houden. Daardoor ontstaat een vierkantrechthoek van ten minste 20 x 20 m. (…) Indien er sprake is van meerdere besmettingen, zodanig dat er voor de betreffende bedrijfssituatie geen praktisch bewerkbare oppervlakte overblijft, dan dient het gehele perceel onder het teeltverbod te vallen. De besmetting met buffer (…) dient op de veldschets (…) te worden ingetekend met vermelding van afstandsmaten en markering.”
4. [naam 1] stelt dat hij de keurmeester na de controle op 6 oktober 2020 heeft verteld dat de aangetroffen plantjes dood waren, maar de keurmeester accepteerde dat niet. Volgens [naam 1] is het opleggen van het teeltverbod zodanig vertraagd, dat het teeltverbod niet rechtsgeldig is. Hij stelt verder dat er op 2 september 2021 niet meer dan 10 plantjes knolcyperus op het perceel stonden, wat een te verwaarlozen aantasting is. Het teeltverbod voor minimaal drie jaar vindt hij overtrokken. [naam 1] vraagt een schadevergoeding van € 9.800,- omdat hij als gevolg van het teeltverbod twee teeltseizoenen heeft gemist.
5. Volgens de minister maakt de ruime tijd tussen de inspectie op 6 oktober 2020 en het opleggen van het teeltverbod op 1 juli 2021 het teeltverbod niet ongeldig. De keurmeester heeft zijn bevindingen op 6 oktober 2020 met [naam 1] besproken. In een e-mail van 11 mei 2022 doet een medewerker van de NAK verslag van gegevens uit een intern systeem, namelijk dat de keurmeester op 6 oktober 2020 op het perceel knolcyperus (egaal verdeeld) 110 planten per are aantreft. Volgens de keurmeester was het gehele perceel besmet. Rekening houdend met buffers van 10 meter tot de besmettingen, ontbrak namelijk een praktisch bewerkbare oppervlakte op het perceel. Op 2 september 2021 trof deze keurmeester (egaal verdeeld) minder dan 1 plant per are op het perceel. Bij de e-mail zijn drie foto’s gevoegd. Op die foto’s zijn delen van het perceel te zien. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Regeling plantgezondheid is het, nadat op het (gehele) perceel een besmetting met knolcyperus is vastgesteld, [naam 1] verboden om op dit perceel akker- en tuinbouwgewassen te telen. Dat er bijna negen maanden liggen tussen deze vaststelling en het teeltverbod heeft [naam 1] niet in zijn belangen geschaad, nu ook op 2 september 2021 nog knolcyperus op het perceel is aangetroffen. Op grond van artikel 33 van de Regeling plantgezondheid heft de minister het teeltverbod pas op nadat in drie openvolgende jaren het perceel vrij is bevonden van knolcyperus. De minister biedt aan de keurmeester als getuige te horen.
6. Het College stelt vast dat [naam 1] niet ontkent dat er knolcyperus op het perceel stond; hij bestrijdt dat het gehele perceel besmet was. Het College begrijpt dat [naam 1] daarmee betoogt dat de minister het teeltverbod ten onrechte voor het gehele perceel heeft opgelegd.
7. De bewijslast dat en in welke mate het perceel is besmet met knolcyperus, ligt bij de minister, nu het een voor [naam 1] belastend besluit betreft (zie de uitspraak van 23 maart 2022, ECLI:NL:CBB:2022:148). Aan die bewijslast heeft de minister niet voldaan. De minister heeft de besmetting van knolcyperus op 6 oktober 2020 niet op een veldschets ingetekend, zodat aan de hand daarvan de locatie(s) en mate van besmetting met knolcyperus niet valt vast te stellen. De minister heeft dat ook niet op een andere te controleren wijze duidelijk gemaakt. Een door de keurmeester zelf opgesteld rapport van zijn bevindingen op 6 oktober 2020 ontbreekt. De minister volstaat slechts met een weergave, door een ander, van gegevens uit een intern systeem, maar deze gegevens zijn uiterst summier. Van de foto’s die als bewijs zijn ingebracht, is onduidelijk bij welke van de inspecties (6 oktober 2020 of 2 september 2021) ze zijn genomen. Bovendien zijn op deze foto’s slechts delen van het perceel te zien, is niet duidelijk welke delen dat betreft en is alleen op een detailfoto een plantje van de knolcyperus tussen ander onkruid duidelijk herkenbaar.
8. De plaats en omvang van de besmetting met het onkruid zijn onvoldoende gedocumenteerd en het bewijs ontbreekt dat knolcyperus op het volledige perceel aanwezig was. Het verbod om akker- en tuinbouwgewassen te telen, dat voor het volledige perceel is opgelegd, kan om die reden niet in stand blijven. Het College zal daarom het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit, waarbij dit verbod is gehandhaafd, vernietigen. Omdat de minister nu niet meer kan aantonen in welke mate en het perceel besmet was, ziet het College aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zelf in de zaak te voorzien en het besluit van 1 juli 2021, waarbij het verbod is opgelegd, te herroepen.
9. Het College ziet geen aanleiding de minister met toepassing van artikel 8:88 van de Awb te veroordelen tot vergoeding van schade die [naam 1] als gevolg van het onrechtmatige besluit stelt te (zullen) lijden. Daarvoor heeft [naam 1] namelijk onvoldoende gesteld. Zo heeft hij niet toegelicht hoe hij door het in 2021 opgelegde teeltverbod in 2020 pacht heeft misgelopen.
10. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

Het College:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het besluit van 1 juli 2021;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 181,- aan [naam 1] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stam, mr. J.H. de Wildt en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 september 2023.
w.g. R.C. Stam
w.g. M.B. van Zantvoort