ECLI:NL:CBB:2023:446

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
22/1288
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing TVL-subsidieaanvraag wegens te late indiening

In deze zaak heeft een onderneming een aanvraag voor de TVL-subsidie (Tegemoetkoming Vaste Lasten) ingediend, die door de minister van Economische Zaken en Klimaat is afgewezen omdat deze te laat was ingediend. De aanvraag had uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur moeten worden ingediend, maar de onderneming heeft dit niet gedaan. De minister heeft de aanvraag als pro-forma aangemerkt en het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard. De onderneming heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 20 juli 2023 heeft de onderneming aangevoerd dat zij door de Covid-pandemie gedwongen was tot een reorganisatie, wat hen in de veronderstelling bracht dat zij niet in aanmerking kon komen voor de subsidie. De onderneming stelde dat het niet indienen van de aanvraag tijdig hen financieel ernstig heeft benadeeld. De minister heeft echter betoogd dat de aanvraagperiode duidelijk was en dat de onderneming op de hoogte had moeten zijn van de regels. De minister vond de afwijzing niet onevenredig, ondanks de financiële gevolgen voor de onderneming.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. De wetgeving rondom de TVL-subsidie biedt geen ruimte voor afwijkingen van de indieningstermijnen. De onderneming heeft niet tijdig een aanvraag ingediend en de omstandigheden die zij aanvoert, zoals de reorganisatie, zijn niet voldoende om de regels te negeren. Het College verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de minister.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1288

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] B.V., te [plaats] (de onderneming)

(gemachtigde: mr. E.J.L. Mulderink)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigden: mr. P. van Veen en mr. M.J.H. van der Burgt).

Procesverloop

Met het besluit van 9 februari 2022 heeft de minister de aanvraag van de onderneming voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het tweede kwartaal (Q2) van 2021 aangemerkt als pro-forma-aanvraag, en deze aanvraag vervolgens afgewezen.
Met het besluit van 24 mei 2022 (bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 20 juli 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam 2] , namens de onderneming, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens de minister hebben zijn gemachtigden deelgenomen.

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Inleiding
2.1
Deze zaak gaat over een TVL-aanvraag die te laat is ingediend. Artikel 2.3.8 van de TVL bepaalt dat ondernemers hun aanvraag voor Q2 van 2021 uiterlijk op 20 augustus 2021 vóór 17.00 uur konden indienen. Na dat moment sloot het digitale aanvraagsysteem en was het voor ondernemers in beginsel niet meer mogelijk een aanvraag in te dienen via dat systeem. De minister heeft voor ondernemers die te laat waren met hun aanvraag de mogelijkheid geopend om de reden voor de overschrijding van de aanvraagtermijn te melden. Na beoordeling daarvan werd in bepaalde gevallen het digitale aanvraagsysteem voor de betrokken ondernemers tijdelijk opnieuw geopend, zodat zij alsnog een aanvraag konden indienen.
2.2
Het geschil in deze zaak betreft de vraag of de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen vanwege het niet tijdig indienen ervan.
Standpunt van de onderneming
3. De onderneming voert aan dat zij door de Covid-pandemie genoodzaakt was om een reorganisatie door te voeren. Zij was in de veronderstelling dat zij om die reden niet in aanmerking kon komen voor een TVL-subsidie voor Q2 2021. De onderneming verkeerde in zwaar weer en de directie heeft alles in het werk moeten stellen om de onderneming overeind te houden. Dit heeft mede tot een krimp van het personeelsbestand van 36 fte naar 25 fte geleid, hetgeen ook veel zorg en aandacht van de directie nodig had. Als de aanvraag tijdig was ingediend, had dit tot een subsidie geleid van € 239.000,-. Door het niet toekennen hiervan is de onderneming nog ernstiger financieel getroffen dan zij al getroffen was. Dat zo strikt aan de regeling wordt vastgehouden is in strijd met toezeggingen van premier Rutte en andere politici, dat een toegankelijke regeling zou worden opgezet waar op een soepele manier mee wordt omgegaan. Het vasthouden aan de formaliteit van de tijdige aanvraag, terwijl de onderneming daardoor een subsidie van € 239.000,- misloopt, is onevenredig.
De bepaling in de TVL waarin de aanvraagperiode staat dient daarom buiten toepassing gelaten te worden.
Standpunt van de minister
4. De minister wijst erop dat de aanvraagperiode duidelijk uit de TVL blijkt en dat de termijn bovendien duidelijk op de website van de minister vermeld stond. Van een aanvrager die in aanmerking wil komen voor een TVL-subsidie mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de geldende regels. De minister is niet gebleken van omstandigheden waaruit volgt dat het voor de onderneming onmogelijk was om tijdig een aanvraag te doen. Dat de onderneming is vergeten een aanvraag in te dienen dan wel dat zij dacht dat ze er niet voor in aanmerking kwam is geen bijzondere omstandigheid. Dat de onderneming financieel nadeel heeft door het niet tijdig indienen van de aanvraag, is volgens de minister geen reden om af te wijken van de regels in de TVL. De minister vindt de afwijzing niet onevenredig.
Beoordeling door het College
5.1
Uit artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, gelezen in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL, volgt dat de minister afwijzend op de aanvraag beslist als de aanvraag niet tijdig is ingediend. Te late indiening van een TVL-aanvraag is een dwingende afwijzingsgrond in de TVL voor alle kwartalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb), noch de Kaderwet EZK-en LNV-subsidies (waarop de TVL gebaseerd is), biedt een grondslag om daarvan af te wijken.
5.2
Niet in geschil is dat de onderneming de aanvraag niet voor het in de TVL opgenomen eindtijdstip heeft ingediend. Voor de wijze waarop de minister omgaat met dergelijke aanvragen verwijst het College naar de uitspraak van 13 juni 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:293, onder 6.1 tot en met 6.4). In aanvulling op wat in 7.3 van die uitspraak is overwogen merkt het College op dat het daarbij gaat om tegenwettelijk begunstigend beleid (contra-legembeleid), dat zijn grondslag vindt in het ongeschreven evenredigheidsbeginsel.
5.3
In dit geval is het afwijzen van de aanvraag niet in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Tijdens de zitting heeft de onderneming toegelicht dat de aanvraag niet binnen de termijn is ingediend omdat de CFO van de onderneming, die destijds verantwoordelijk was voor de aanvraag, een onjuiste inschatting heeft gemaakt en in de veronderstelling verkeerde dat de onderneming niet in aanmerking kwam voor TVL. Deze inschatting en de daaruit voortvloeiende keuze om aanvankelijk geen aanvraag in te dienen, komen voor rekening en risico van de onderneming. Dat geldt ook voor de financiële gevolgen van het niet tijdig aanvragen van de subsidie. De minister heeft in de omstandigheden van de onderneming daarom terecht geen aanleiding gezien om artikel 2.3.8 buiten toepassing te laten.
5.4
Het College is op grond van het voorgaande van oordeel dat de minister de aanvraag terecht op grond van artikel 2.3.6, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 2.3.8 van de TVL heeft afgewezen, omdat niet is voldaan aan eis dat de aanvraag tijdig is ingediend.
6. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2023.
w.g. C.T. Aalbers w.g. L.N. Foppen
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 2.3.6 luidt, voor zover relevant, als volgt:
“1. De minister beslist afwijzend op de aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels […].”
Artikel 2.3.8 luidt als volgt:
“1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 juni 2021 tot en met 20 augustus 2021.
2. Aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 08.00 uur op de in het eerste lid genoemde begindatum en zijn tijdig ingediend indien zij op de in het eerste lid genoemde einddatum vóór 17.00 uur zijn ontvangen.”