ECLI:NL:CBB:2023:419

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
22/1869
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de TVL-regeling en omzetverliescriteria voor subsidieaanvragen

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de beslissing van de minister van Economische Zaken en Klimaat met betrekking tot de Tozo-regeling. De onderneming, vertegenwoordigd door [naam 2], had een aanvraag ingediend voor de TVL-subsidie, maar voldeed niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies in de subsidieperiode, zoals vastgesteld op basis van de aangifte omzetbelasting. Het College heeft vastgesteld dat de regelgever ervoor heeft gekozen om de omzet voor de TVL-regeling te bepalen aan de hand van de aangifte omzetbelasting, en dat dit geen onredelijk uitgangspunt is. De onderneming had geprobeerd om omzet van nog te verrichten werk, die in de subsidieperiode was gefactureerd, niet mee te tellen bij de omzet voor de subsidieperiode. Het College oordeelde echter dat de aangifte omzetbelasting bepalend is en dat de jaarrekening hier niet op van invloed is. De beperkte omzet die in het buitenland is gegenereerd, had geen relevante invloed op het percentage omzetverlies. Daarom heeft het College geoordeeld dat de minister de TVL-subsidie terecht op € 0,- heeft vastgesteld. Het beroep van de onderneming is ongegrond verklaard.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1869

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van7 augustus 2023

Rechter: mr. R.W.L. Koopmans
Griffier: mr. M.G. Ligthart

Partijen

[naam 1] B.V., te [plaats] , (de onderneming), waarvoor aanwezig is[naam 2] ,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, vertegenwoordigd door

mr. A.M.D. Dijkstra-Burlage en mr. P. van Veen.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat de onderneming voor het vierde kwartaal van 2020 (subsidieperiode) niet aan de voorwaarde van ten minste 30% omzetverlies uit de TVL-regeling voldoet, als wordt uitgegaan van de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting.
2. De regelgever heeft ervoor gekozen de omzet voor de TVL-regeling te bepalen aan de hand van de aangifte omzetbelasting. Het College heeft eerder al geoordeeld dat dit geen onredelijk uitgangspunt is en dat de regeling geen ruimte biedt hiervan af te wijken. Het is dus niet mogelijk de omzet van de onderneming voor nog te verrichten werk, die in de subsidieperiode is gefactureerd en opgegeven in de aangifte omzetbelasting, niet mee te nemen bij de omzet voor de subsidieperiode. Dat die omzet anders is verwerkt in de jaarrekening doet hier niet aan af, omdat de aangifte omzetbelasting bepalend is en niet de jaarrekening. De zeer beperkte omzet die is gegenereerd in het buitenland heeft geen relevante invloed op het percentage omzetverlies. De onderneming komt daarmee niet boven de 30% omzetverlies.
3. De minister heeft de TVL-subsidie daarom terecht op € 0,- vastgesteld.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. M.G. Ligthart