Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 januari 2023 in de zaak tussen
[naam] B.V., te [woonplaats] , appellante,
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
€ 23.533,23.
Overwegingen
Aanleiding voor deze procedure
Op 23 maart 2021 heeft appellante een verzoek om vaststelling van de subsidie ingediend. Verweerder heeft de subsidie vervolgens vastgesteld op € 20.850,55. Hij is daarbij uitgegaan van de omzetgegevens van de Belastingdienst: een omzet van € 121.958,- in de referentieperiode (Q4 2019) en een omzet van € 26.001,- in de subsidieperiode (Q4 2020). Aan de hand van de administratie die appellante in bezwaar heeft overgelegd, heeft verweerder geconstateerd dat de omzet vanwege een deels onjuiste omgang met de negatieve omzetcomponenten in de subsidieperiode € 17.083,15 was. Daarom is in het bestreden besluit de subsidie ambtshalve verhoogd naar € 23.533,23.
Standpunt appellante
Standpunt verweerder
Beoordeling door het College
Beslissing
– A voor de omzet in de referentieperiode, uitgedrukt in Euro’s;
– B voor het omzetverlies, uitgedrukt in procenten;
– C voor de ratio tussen de vaste kosten en de omzet van een gemiddeld bedrijf, zoals per sector genoemd in de derde kolom van de tabel in de bijlage, uitgedrukt in procenten;
– D voor het subsidiepercentage, dat wordt berekend aan de hand van de formule 28,57% x B + 41,43.
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
A x B x C x D.
(…)
c. indien de getroffen MKB-onderneming omzetbelasting afdraagt over de gehele omzet in de subsidieperiode en daarvan aangifte doet per kalenderjaar: een kopie van de aangifte voor het kalenderjaar 2020, indien die aangifte enkel betrekking heeft op de getroffen MKB-onderneming en voldoet aan het bepaalde bij een krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968, en een kopie van een bewijsstuk waaruit het bedrag duidelijk blijkt waarover zij in de subsidieperiode omzetbelasting heeft betaald;