ECLI:NL:CBB:2023:345

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
14 juni 2023
Publicatiedatum
3 juli 2023
Zaaknummer
23/680 e.a.
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking verzoek niet in behandeling genomen wegens evident misbruik van het wrakingsmiddel

In deze zaak heeft [naam] op 13 juni 2023 een verzoek tot wraking ingediend tegen mr. T. Pavićević, lid van de enkelvoudige kamer van het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Dit verzoek was gericht op de zitting van 14 juni 2023, waarop verschillende zaken geagendeerd stonden. De wrakingskamer heeft op 14 juni 2023 zitting gehouden, waarbij mr. Pavićević aanwezig was, maar [naam] niet. Het College heeft het verzoek tot wraking niet in behandeling genomen, omdat het evident misbruik van het wrakingsmiddel betrof.

De wrakingskamer oordeelde dat [naam] geen feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de onpartijdigheid van mr. Pavićević in twijfel trekken. Het verzoek was gebaseerd op eerdere betrokkenheid van mr. Pavićević bij andere zaken van [naam], maar de wrakingskamer concludeerde dat dit op zichzelf geen grond voor wraking vormt. Bovendien was het wrakingsverzoek kort voor de zitting ingediend, terwijl de feiten al eerder bekend waren. Dit wijst op een poging om de behandeling van de zaken te vertragen.

De wrakingskamer benadrukte dat het wrakingsmiddel niet bedoeld is om eerdere uitspraken ter discussie te stellen of de behandeling van zaken te verhinderen. De beslissing om het wrakingsverzoek niet in behandeling te nemen werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. M.M. Smorenburg, mr. S.C. Stuldreher en mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van griffier mr. I.S. Post. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 23/680 t/m 23/682, 23/684 t/m 23/696, 22/916, 22/2586 en 23/606

beslissing op het wrakingsverzoek van

[naam] , te [plaats] .

Procesverloop

Bij brief van 13 juni 2023, door het College ontvangen op 14 juni 2023, heeft [naam] een verzoek gedaan tot wraking van mr. T. Pavićević, lid van de enkelvoudige kamer van het College. Dit verzoek heeft betrekking op de zitting van 14 juni 2023 waarop de zaken met de nummers 23/680 t/m 23/682 en 23/684 t/m 23/696, 22/916, 22/2586 en 23/606 staan geagendeerd.
De zitting van de wrakingskamer van het College vond plaats op 14 juni 2023. Op die zitting is mr. Pavićević verschenen. [naam] was niet bij deze zitting aanwezig.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan elk van de rechters die een zaak behandelen door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 8:16, eerste lid, Awb bepaalt dat het verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra die feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder g, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 bepaalt, voor zover hier van belang, dat de wrakingskamer kan beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het evident blijk geeft van misbruik van het wrakingsmiddel.
2. [naam] legt aan zijn wrakingsverzoek - samengevat weergegeven - het volgende ten grondslag. Onderhavige zaken houden verband met zaken van [naam] die het College op 19 oktober 2022 op zitting heeft behandeld en waarin op 17 januari 2023 de uitspraken zijn gedaan. De behandelend rechter mr. Pavićević maakte deel uit van “het collectief” rechters bij die zitting. Een andere rechter die betrokken was bij de zitting van 19 oktober 2022 is door [naam] gewraakt in een zaak die geagendeerd stond voor een zitting op 15 februari 2023 en heeft in die wraking berust. Met het benoemen van mr. Pavićević voor de onderhavige zaken is wederom geen sprake van een onafhankelijke rechter. [naam] heeft al drie keer verzocht om toezending van de processen-verbaal van de zitting van 19 oktober 2022. Daaraan is slechts zeer ten dele uitvoering gegeven. Met de weigering de volledige processen-verbaal toe te zenden, is van een gelijk speelveld geen sprake. Naar aanleiding van de afhandeling van de door [naam] ingediende klachten over het College door het bestuur van het College, kan [naam] niet anders constateren dat deze afhandeling vele onjuistheden en onwaarheden bevat. Dit dient eerst gecorrigeerd te worden voordat voortgang in de procedures aan de orde is. Tot slot heeft [naam] de afhandeling van de dossiers door het College besproken met de Nationale Ombudsman, die heeft geadviseerd het handelen van het College ter beoordeling voor te leggen aan de Hoge Raad.
3.1
De wrakingskamer van het College is van oordeel dat [naam] met zijn verzoek om wraking van de behandelend rechter evident misbruik maakt van het wrakingsmiddel en neemt om die reden het verzoek van [naam] niet in behandeling. De wrakingskamer zal dit oordeel hieronder toelichten.
3.2
[naam] heeft bij brief van 22 april 2023, door het College ontvangen op 26 april 2023, een verzoek gedaan tot wraking met betrekking tot de zitting van 25 april 2023 waarop onderhavige zaken oorspronkelijk stonden geagendeerd. [naam] heeft het College op de dag van de zitting telefonisch geïnformeerd dat hij een wrakingsverzoek zou indienen. Die zitting ging vanwege dat wrakingsverzoek niet door. Bij brief van 8 mei 2023 is [naam] uitgenodigd voor de behandeling van de onderhavige zaken op de zitting van 14 juni 2023. Daarbij is hem meegedeeld dat de rechter die de zaken op de zitting behandelt mr. Pavićević is en dat, als het wrakingsverzoek wordt toegewezen de zaken door een andere rechter zullen worden behandeld, alsook dat voor deze geplande zitting op 14 juni 2023 geen verder uitstel zal worden verleend. Bij beslissing van 15 mei 2023 heeft de wrakingskamer dat wrakingsverzoek niet in behandeling genomen (ECLI:NL:CBB:2023:269) op de gronden dat het geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het College en het niet is gemotiveerd.
3.3
Uit het wrakingsverzoek van 22 april 2023 en onderhavig wrakingsverzoek volgt dat [naam] het niet eens is met eerdere uitspraken die het College heeft gedaan in tal van procedures over besluiten die ten aanzien van hem zijn genomen. In de bij het wrakingsverzoek gevoegde brief van [naam] aan de president van het College van
12 juni 2023 schrijft [naam] dat hij nog steeds grote bezwaren ertegen heeft dat het College tot die uitspraken is gekomen op basis van rapporten en onderzoeksbevindingen van bestuursorganen waarvan [naam] steeds opnieuw heeft gezegd dat deze door grove en herhaalde ambtsschendingen tot stand zijn gekomen. Volgens [naam] negeert het College deze signalen consequent. Verder stelt [naam] in het wrakingsverzoek dat de vele onjuistheden en onwaarheden in de afhandeling van de door hem ingediende klachten door het bestuur van het College eerst gecorrigeerd moeten worden voordat voortgang in onderhavige zaken aan de orde is. Ook ter onderbouwing van het wrakingsverzoek van
22 april 2023 heeft [naam] gewezen op de door hem bij het bestuur ingediende klachten. Daarbij heeft hij gesteld dat de onderhavige zaken pas op zitting kunnen worden behandeld nadat een gedegen behandeling van die klachten heeft plaatsgevonden. Het bestuur van het College heeft die klachten inmiddels afgedaan. Ook valt op dat het onderhavige wrakingsverzoek wederom zeer kort voor de geplande zitting is ingediend, terwijl bovendien de daarin genoemde feiten en omstandigheden al (veel) eerder bij hem bekend waren. Het wrakingsmiddel is echter niet bedoeld om eerdere uitspraken aan de orde te stellen of de behandeling ter zitting van onderhavige zaken te verhinderen. De ratio van het instituut van de wraking is gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid (Kamerstukken II, 1991-1992, 22 495, nr. 3, p. 113). [naam] heeft daartoe echter geen feiten of omstandigheden gesteld. De enkele omstandigheid dat de behandelend rechter eerder in een procedure van [naam] betrokken is geweest biedt geen grond voor wraking.
3.4
Uit de hiervoor beschreven gang van zaken en de motivering van het wrakingsverzoek volgt niet anders dan dat [naam] met het indienen van dat verzoek de behandeling van onderhavige zaken ter zitting wil verhinderen en/of onder verwijzing naar de behandeling van zijn bij het bestuur van het College ingediende klachten de inhoud van eerdere uitspraken van het College ter discussie wil stellen. Daarmee maakt [naam] evident misbruik van het wrakingsmiddel.
4. Het wrakingsverzoek wordt daarom niet behandeld. De behandeling van de zaken met de nummers 23/680 t/m 23/682 en 23/684 t/m 23/696, 22/916, 22/2586 en 23/606 door
mr. Pavićević als lid van de enkelvoudige kamer van het College wordt voortgezet.

Beslissing

Het College neemt het wrakingsverzoek van 13 juni 2023 niet in behandeling.
Deze beslissing is genomen door mr. M.M. Smorenburg, mr. S.C. Stuldreher en
mr. A. Venekamp, in aanwezigheid van mr. I.S. Post, griffier, op 14 juni 2023.
w.g. M.M. Smorenburg w.g. I.S. Post
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.