ECLI:NL:CBB:2023:294

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
13 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
22/1180
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van donaties als omzet in het kader van de TVL-subsidie voor COVID-19

In deze zaak heeft de Stichting Music Connects All (MCA) beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) door de minister van Economische Zaken en Klimaat. De minister heeft de aanvraag afgewezen omdat MCA niet voldeed aan de eis van een omzetverlies van ten minste 30% in het derde kwartaal van 2021 ten opzichte van het derde kwartaal van 2019. MCA betoogde dat de door haar ontvangen donaties in de referentieperiode niet als omzet zijn meegerekend, en dat deze donaties wel degelijk als omzet moeten worden beschouwd.

Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat de minister de donaties terecht niet als omzet heeft aangemerkt. Het College stelde vast dat de donaties geen directe tegenprestatie hebben en daarom niet voldoen aan de definitie van omzet zoals vastgelegd in de TVL. De uitspraak verwijst naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat inkomsten uit subsidies niet kunnen worden beschouwd als opbrengsten uit levering van goederen en diensten als er geen tegenprestatie kan worden geëist. MCA's argument dat de donaties onder het omzetbegrip van het jaarrekeningenrecht vallen, werd door het College verworpen, omdat de TVL een eigen definitie van omzet hanteert.

Het College concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat de donaties van MCA kunnen worden beschouwd als opbrengsten uit levering van diensten. De uitspraak bevestigt dat de minister de donaties terecht niet heeft meegeteld bij de berekening van het omzetverlies. Het beroep van MCA is ongegrond verklaard, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/1180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2023 in de zaak tussen

Stichting Music Connects All, te Wolphaartsdijk (MCA)

(gemachtigde: [naam] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat

(gemachtigde: mr. M. van den Brink en W. Dam)

Procesverloop

De minister heeft de aanvraag van MCA voor een subsidie grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten COVID-19 (TVL) afgewezen.
MCA heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Dit bezwaar heeft de minister met zijn besluit van 3 mei 2022 ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
MCA heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 3 april 2023. Aan de zitting hebben deelgenomen [naam] , namens MCA, en mr. M. van den Brink en W. Dam, beiden namens de minister.

Overwegingen

1. MCA heeft een TVL-subsidie aangevraagd voor het derde kwartaal van 2021. De minister heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet is voldaan aan de eis dat het omzetverlies in het derde kwartaal van 2021 (de subsidieperiode) ten opzichte van het derde kwartaal van 2019 (de referentieperiode) ten minste 30% is. Deze eis staat in artikel 2.4.2, tweede lid van de TVL. Volgens MCA heeft de minister niet de juiste omzetvergelijking gemaakt, omdat de door haar ontvangen donaties in de referentieperiode niet als omzet zijn meegerekend. Het College is van oordeel dat de minister deze donaties terecht niet tot de omzet heeft gerekend. Het College legt hierna uit hoe het tot dit oordeel is gekomen. De genoemde bepalingen zijn in de bijlage onder deze uitspraak volledig weergegeven.
2. Het gaat in deze zaak alleen om de vraag of de door MCA ontvangen donaties, die niet in de aangifte omzetbelasting zijn gerapporteerd, omzet in de zin van de TVL zijn. In artikel 2.4.1, eerste lid, van de TVL staat dat onder omzet wordt verstaan de opbrengst uit levering van goederen en diensten uit de onderneming, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen.
3. De minister merkt de donaties niet aan als omzet in de zin van de TVL omdat tegenover de donaties volgens hem geen directe tegenprestatie staat en deze daarom niet voldoende rechtstreeks samenhangen met de levering van diensten. De minister wijst op de uitspraak van het College van 13 december 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:798), waarin staat dat inkomsten uit subsidies niet kunnen worden beschouwd als opbrengsten uit levering van goederen en diensten uit onderneming als de verstrekker geen tegenprestatie kan eisen. Dat tegenover de donaties aan MCA geen tegenprestatie staat, wordt volgens de minister bevestigd door informatie op de website van MCA. Op die website staat namelijk dat MCA een erkende ANBI-instelling is en dat giften afgetrokken kunnen worden van de
inkomsten- en vennootschapsbelasting. De minister merkt daarbij op dat aftrekbare giften geregeld zijn in afdeling 6.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, waarin in artikel 6.22, aanhef en onder a, onder gift wordt verstaan: “bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat”.
4. MCA stelt zich op het standpunt dat de door haar ontvangen donaties meegenomen moeten worden bij de berekening van het omzetverlies. Zij betoogt dat voor coronagerelateerde subsidies het jaarrekeningenrecht geldt, op grond waarvan inkomsten tot de omzet of baten gerekend worden als zij betrekking hebben op de reguliere activiteiten van de onderneming. De donaties die MCA ontvangt vallen onder het omzetbegrip van het jaarrekeningenrecht. Verder wijst MCA op de uitspraak van het College van 26 april 2022 (ECLI:NL:CBB:2022:270), waarin op basis van het omzetbegrip in de TVL inkomsten uit fondsenwerving als omzet in de zin van de TVL zijn aangemerkt, omdat deze inkomsten waren gekoppeld aan het geven van voorstellingen. MCA heeft op de zitting toegelicht dat tegenover de aan haar gegeven donaties niet een directe tegenprestatie staat, maar dat een deel van de donaties is gegeven voor een bepaald doel. Deze geoormerkte donaties vallen daarom volgens MCA onder het omzetbegrip van de TVL.
5. Het College volgt het standpunt van MCA niet. Aan het betoog van MCA over het omzetbegrip in het jaarrekeningenrecht komt niet de door MCA gewenste betekenis toe. Op de zitting is namelijk vastgesteld dat de van internet afkomstige passage waarop MCA dat betoog baseert, niet van de website van RVO komt, zoals MCA veronderstelde, terwijl daaruit ook niet volgt dat deze betrekking heeft op wat onder de TVL als omzet wordt gezien. Zoals in de door MCA genoemde uitspraak van het College van 26 april 2022 staat, kent de TVL een eigen definitie van omzet en moet daaraan worden getoetst. Anders dan in de zaak die tot de uitspraak van 26 april 2022 heeft geleid, zijn hier geen aanwijzingen dat de inkomsten uit donaties kunnen worden beschouwd als opbrengsten uit levering van diensten. Uit de door MCA ingebrachte financiële administratie valt niet op te maken dat er donaties zijn gedaan die zijn gekoppeld aan het leveren van een specifieke dienst. De enkele stelling van MCA dat er geoormerkte donaties zijn is niet voldoende om die donaties gelijk te stellen met opbrengsten uit levering van diensten. De minister heeft de donaties daarom terecht niet aangemerkt als omzet in de zin van de TVL.
6. Voor zover MCA nog betoogt dat uit artikel 2.4.3, zesde lid, van de TVL volgt dat de donaties die zij ontvangt wel als omzet moet worden gezien, slaagt dat betoog niet. In artikel 2.4.3, zesde lid, van de TVL is specifiek voor subsidies of andere steun die is verkregen van een bestuursorgaan in verband met de gevolgen van de bestrijding van de verspreiding van COVID-19 bepaald dat deze voor de TVL niet tot de omzet worden gerekend. Anders dan MCA en met de minister is het College van oordeel dat het feit dat de donaties aan MCA niet onder artikel 2.4.3, zesde lid, van de TVL vallen, niet betekent dat deze dus wel tot de omzet worden gerekend. Zoals volgt uit wat hiervoor is overwogen moet daarvoor aan het omzetbegrip uit artikel 2.4.1, eerste lid, van de TVL worden voldaan. Dat is hier niet het geval.
7. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.T. Aalbers, in aanwezigheid van mr. M.B. van Zantvoort, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2023.
w.g. C.T. Aalbers w.g. M.B. van Zantvoort
Bijlage
Artikel 2.4.1, eerste lid, van de TVL (begripsbepalingen)
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
[...]
omzet: opbrengst uit levering van goederen en diensten uit de onderneming, onder aftrek van kortingen en dergelijke en van over de omzet geheven belastingen;
[...]
Artikel 2.4.2. (verstrekking subsidie)
De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden juli, augustus en september van 2021.
De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. waarvan het omzetverlies ten minste 30% bedraagt;
[...]
Artikel 2.4.3. (bepaling omzetverlies)
Het omzetverlies wordt berekend door het verschil tussen de omzet in de referentieperiode en de omzet in de subsidieperiode te bepalen en deze te delen door de omzet in de referentieperiode. De uitkomst van deze berekening wordt uitgedrukt in procenten.
De omzet in de referentieperiode is naar keuze van de aanvrager: de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2019 of de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2020.
In afwijking van het tweede lid is de omzet in de referentieperiode voor een getroffen MKB-onderneming die na 30 juni 2019 voor de eerste maal is ingeschreven in het handelsregister naar keuze van de aanvrager: de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2020 of de omzet in het eerste gehele kalenderkwartaal volgend op de maand van de inschrijving in het handelsregister.
De omzet in de subsidieperiode is de omzet in het derde kalenderkwartaal van 2021.
Als omzet van de getroffen MKB-onderneming wordt beschouwd het bedrag ten aanzien waarvan de getroffen MKB-onderneming aangifte doet voor de omzetbelasting, overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet op de omzetbelasting 1968. Tevens wordt als omzet beschouwd omzet die niet in een aangifte omzetbelasting gerapporteerd wordt, maar op eenvoudige en duidelijke wijze blijkt uit de financiële administratie of uit een ander bewijsstuk van de getroffen MKB-onderneming.
Tot de omzet in de referentieperiode en de omzet in de subsidieperiode worden voor de toepassing van deze regeling niet gerekend subsidies, tegemoetkomingen of steun in andere vorm die de getroffen MKB-onderneming heeft verkregen van een bestuursorgaan in verband met, of mede in verband met, de gevolgen van de bestrijding van de verspreiding van COVID-19.