In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 30 mei 2023, zaaknummer 22/819, is het beroep van een onderneming tegen de afwijzing van haar aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) behandeld. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag voor het tweede kwartaal van 2021 afgewezen, omdat er volgens de minister geen sprake was van een omzetverlies van 30% ten opzichte van de referentieperiode. De onderneming, die een recreatiepark exploiteert en onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de omzetbelasting, betwistte deze afwijzing en stelde dat de minister de omzetverliesberekening niet correct had uitgevoerd. De onderneming voerde aan dat de vooruit gefactureerde omzet niet als omzet moest worden meegerekend, omdat deze niet beschikbaar was voor het betalen van vaste lasten.
Tijdens de zitting op 30 maart 2023 werd het standpunt van de onderneming verder toegelicht, maar het College oordeelde dat de minister de omzetgegevens uit de aangifte omzetbelasting mocht volgen. Het College concludeerde dat de minister de berekening van het omzetverlies op een juiste wijze had uitgevoerd en dat de onderneming niet in aanmerking kwam voor de subsidie. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste interpretatie van omzetgegevens in het kader van de TVL-regeling en bevestigt eerdere uitspraken van het College over de behandeling van omzetgegevens.