ECLI:NL:CBB:2023:227

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
8 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
21/706
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake vertrouwelijke documenten in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Rotterdam

In deze zaak heeft [naam] hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2021, waarin de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat betrokken is. De staatssecretaris heeft vertrouwelijke documenten ingediend, waarbij hij zich beroept op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om de kennisneming van deze documenten te beperken. Het betreft onder andere correspondentie met de Europese Commissie en documenten over examenmethoden. De rechter-commissaris heeft de verzoeken van de staatssecretaris beoordeeld en geconcludeerd dat de beperking van kennisneming van het eerste stuk gerechtvaardigd is, gezien de persoonlijke gegevens die daarin zijn opgenomen. De rechter-commissaris heeft echter geen gewichtige redenen gevonden voor de integrale beperking van de kennisneming van de correspondentie met de Europese Commissie.

Daarnaast heeft de rechter-commissaris ook het verzoek om beperking van kennisneming van de documenten betreffende examenmethoden beoordeeld. Hij heeft vastgesteld dat, hoewel de staatssecretaris een beperking van kennisneming gerechtvaardigd acht, er ook een recht op verdediging bestaat voor [naam]. Daarom is besloten dat kennisneming door een door het College aan te wijzen gemachtigde mogelijk moet zijn, om de belangen van beide partijen te waarborgen. De rechter-commissaris heeft de zaak aangehouden voor verdere afspraken op de zitting van 9 mei 2023.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/706
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van

[naam] , te [plaats] ,

(gemachtigde: mr. S.K. Boelens),
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 mei 2021, kenmerk 19/2769, in het geding tussen

[naam]

en

de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, (de staatssecretaris)

(gemachtigde: mr. S.H. Nienhuis).

Procesverloop

[naam] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam (rechtbank) van 27 mei 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:4477).
De staatssecretaris heeft op 19 april 2022 respectievelijk 19 december 2022, de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd, met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Het betreft de volgende stukken:
- 1. De correspondentie met de Europese Commissie waarnaar in de beslissing op bezwaar in deze zaak naar is verwezen;
- 2. Een aantal documenten betreffende examenmethoden en documenten.
Ten aanzien van de correspondentie met de Europese Commissie (stuk 1) heeft de staatssecretaris aangegeven in dit stuk persoonlijke gegevens te hebben weggelakt. De staatssecretaris heeft toestemming ontvangen van de Europese Commissie om de ongeschoonde versie uitsluitend met het College te delen. De staatssecretaris heeft het verzoek om deze toestemming en de toestemming van de Europese Commissie bijgevoegd en zich ten aanzien hiervan ter onderbouwing van zijn motivering beroepen op artikel 8:29 van de Awb.
Het College heeft het stuk 1 met de weglakkingen toegevoegd aan het procesdossier en doorgezonden aan [naam] .
Ten aanzien van de documenten betreffende examenmethoden en documenten (stuk 2) heeft de staatssecretaris medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van dit stuk. De reden die de staatssecretaris geeft voor de beperking van de kennisneming van dit stuk is dat de grondige kennis daarvan getoetst wordt. Toetsing zou zinledig zijn, als [naam] al voorkennis heeft. Bovendien kan volgens de staatssecretaris niet worden uitgesloten dat de informatie anderen bereikt. Ook andere kandidaten zouden daardoor ten onrechte vooraf kennis kunnen nemen. Dit zou tot consequentie hebben dat men genoodzaakt is
het examenprogramma, waar veel tijd en kosten in zijn gaan zitten voor het opstellen ervan, opnieuw dient te ontwikkelen.
[naam] betoogt dat er geen sprake is van een geldige reden om dit stuk niet openbaar te maken. Hij geeft daarbij aan bezwaar te hebben tegen kennisneming door het College van dit stuk, en verzoekt het College dit stuk in deze procedure buiten beschouwing te laten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het beroep relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat openbaarmaking van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl de staatssecretaris er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie aangeleverd te krijgen die hij voor een goede uitoefening van zijn taken nodig heeft.
Correspondentie met de Europese Commissie
3.1
De rechter-commissaris heeft kennisgenomen van het door de staatssecretaris als vertrouwelijk ingediende stuk (1) betreffende de correspondentie met de Europese Commissie en de daarbij gegeven motivering. De rechter-commissaris is van oordeel dat de door de staatssecretaris aangevoerde gronden in dit geval voldoende gewichtige redenen bevatten om de verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten en overweegt daartoe het volgende.
3.2
Het verzoek ten aanzien van dit stuk betreft daarin opgenomen persoonsgegevens. Deze gegevens betreffen hoofdzakelijk namen, e-mailadressen, telefoonnummers en een handtekening van diverse niet bij deze procedure betrokken personen. De betrokken belangen afwegend, dient de vertrouwelijkheid van deze gegevens in dit geval te worden geëerbiedigd, omdat openbaarmaking van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor betrokkenen zal kunnen leiden en een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer tot gevolg zal kunnen hebben, terwijl [naam] door de beperkte kennisneming niet wordt beperkt in zijn mogelijkheden om zijn standpunt adequaat naar voren te brengen. De rechter-commissaris heeft verder meegewogen het belang van de staatssecretaris om ook in de toekomst informatie te kunnen vragen aan de Europese Commissie.
3.3
De staatssecretaris heeft ook verzocht om integrale beperking van de kennisneming van de brief waarmee de staatssecretaris toestemming vraagt aan de Europese Commissie tot overlegging van het vertrouwelijke stuk in deze procedure en de daaropvolgende mailwisseling waarbij die toestemming is verleend (stuk 1a). De rechter-commissaris ziet geen gewichtige redenen voor integrale beperking van de kennisneming van deze correspondentie. In zoverre wijst de rechter-commissaris het verzoek dan ook af.
Het rechter-commissaris stuurt stuk 1a gelet hierop retour aan de staatssecretaris, zodat deze kan beslissen of dit stuk al dan niet alsnog zonder gehele beperking van de kennisneming wordt ingebracht.
Documenten examenmethoden en documenten
4.1
De rechter-commissaris heeft tevens kennisgenomen van het door de staatssecretaris als vertrouwelijk ingediende stuk (2) betreffende examenmethoden en documenten, de daarbij gegeven motivering en de reactie van [naam] op dit verzoek tot geheimhouding. De staatssecretaris stelt zich in deze procedure op het standpunt dat de grondige kennis van die documenten getoetst dient te worden bij [naam] . Uitgaande van de juistheid van dit standpunt – de rechter-commissaris zal zich daarover niet uitlaten omdat dit mogelijk de kern van het geschil raakt – zal kennisneming door [naam] zelf dan inderdaad betekenen dat de beoordeling van [naam] als examinator niet meer zinvol is. In zoverre is beperking van de kennisneming dan ook gerechtvaardigd.
4.2
Daar staat tegenover dat, indien dit – zoals [naam] betoogt – inderdaad de kern van het geschil raakt, het recht op verdediging met zich brengt dat aan de zijde van [naam] enige vorm van kennisneming van deze documenten zou moeten kunnen plaatsvinden. Dit kan dan plaatsvinden door, analoog aan artikel 8:32, tweede lid, van de Awb, voorbehouden kennisneming door een door het College in overleg met partijen aan te wijzen gemachtigde. Voorbehouden kennisneming houdt daarbij in dat deze gemachtigde de kennis niet deelt met wie dan ook, zelfs niet met degene die hij vertegenwoordigt, maar zich daarover wel tegenover het College en de staatssecretaris mag uitlaten, op een wijze waarmee de vertrouwelijkheid van de gegevens gewaarborgd blijft.
4.3
De rechter-commissaris komt dan ook tot de slotsom dat, indien kennisneming van de documenten wordt voorbehouden aan een door het College aan te wijzen gemachtigde, de verzochte beperking van de kennisneming van stuk 2 voor het overige gerechtvaardigd is. Op de zitting van 9 mei 2023 kunnen hierover nadere afspraken worden gemaakt. Als [naam] zich tegen deze wijze van kennisneming verzet, dan is de gevraagde volledige beperking van de kennisneming wel gerechtvaardigd.
5. Het College kan alleen met toestemming van de andere partijen mede op de grondslag van die stukken uitspraak doen. Die toestemming is niet nodig voor een stuk dat een partij al kent. [naam] wordt verzocht om kenbaar te maken of hij ermee instemt dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van stuk 1, en, met inachtneming van voorbehouden kennisneming door een door het College aan te wijzen gemachtigde, op de grondslag van stuk 2 uitspraak doet op het beroep.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stuk 1 gerechtvaardigd is;
- beslist dat de door de staatssecretaris gewenste beperking van de kennisneming van stuk 1a niet gerechtvaardigd is;
- beslist dat de door de staatssecretaris gewenste beperking van de kennisneming van stuk 2 alleen gerechtvaardigd is, indien voorbehouden kennisneming door een door het College aan te wijzen gemachtigde kan plaatsvinden. Indien [naam] zich verzet tegen deze wijze van kennisneming is de gewenste beperking van de kennisneming wel gerechtvaardigd.
Aldus genomen door mr. J.H. de Wildt, in tegenwoordigheid van mr. Y.R. Boonstra-van Herwijnen als griffier, op .
w.g. J.H. de Wildt w.g. Y.R. Boonstra-van Herwijnen