ECLI:NL:CBB:2023:21

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
17 januari 2023
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
20/578
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om herziening van eerdere uitspraak inzake bestuursdwang en dierenwelzijn

Op 17 januari 2023 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven uitspraak gedaan op het verzoek van een veehouder om herziening van een eerdere uitspraak van 18 december 2018. In die eerdere uitspraak werd geoordeeld over besluiten van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met betrekking tot bestuursdwang en de zorg voor dieren. De veehouder was het niet eens met deze eerdere uitspraak en heeft verzocht om herziening, maar de argumenten die hij aanvoerde waren niet nieuw en vielen niet onder de voorwaarden voor herziening zoals gesteld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College oordeelde dat de veehouder geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die tot een andere uitspraak zouden kunnen leiden. De gemachtigde van de veehouder had eerder argumenten niet goed gepresenteerd, wat voor risico van de veehouder kwam. Het verzoek om herziening werd afgewezen, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 20/578

uitspraak van de meervoudige kamer van 17 januari 2023 op het verzoek van

[veehouder] , te [plaats] , verzoeker,

om herziening van de uitspraak van het College van 18 december 2018, zaaknummer 16/1110, in het geschil tussen
verzoeker
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. B.M. Kleijs).

Procesverloop

Bij uitspraak van 18 december 2018 (ECLI:NL:CBB:2018:690) heeft het College beslist op het beroep van verzoeker tegen de besluiten van verweerder van 17 oktober 2016 en 19 april 2018.
Verzoeker heeft het College verzocht de uitspraak te herzien.
Verweerder heeft een reactie op het verzoek ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 oktober 2022.
Verzoeker is verschenen. Voorts zijn voor verzoeker verschenen [naam 1] [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Verzoeker verzoekt om herziening van bovengenoemde uitspraak van het College van 18 december 2018. Bij die uitspraak is geoordeeld over de besluiten van verweerder van 17 oktober 2016 en 19 april 2018. Bij die besluiten heeft verweerder de bezwaren van verzoeker tegen de last onder bestuursdwang van 15 februari 2016 en het kostenbesluit van 29 november 2016 ongegrond verklaard.
2. Bij de uitspraak van 18 december 2018 heeft het College het beroep tegen het besluit van 17 oktober 2016 niet-ontvankelijk verklaard, omdat dat besluit zijn betekenis had verloren nu verweerder het besluit van 19 april 2018 daarvoor in de plaats had gesteld.
Wat het besluit van verweerder van 19 april 2018 betreft, heeft het College als volgt geoordeeld. Het College heeft het beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de last onder bestuursdwang ongegrond verklaard. Het College heeft het beroep tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het kostenbesluit gegrond verklaard, omdat niet verweerder maar het College over dat bezwaar diende te beslissen. Het College heeft vervolgens het beroep tegen het kostenbesluit ongegrond verklaard.
3. Aan het verzoek om herziening heeft verzoeker ten grondslag gelegd dat in de uitspraak van 18 december 2018 ten onrechte is geoordeeld dat overbezetting (het hebben van een aantal koeien dat hoger is dan het aantal beschikbare ligplaatsen) op zijn bedrijf niet geoorloofd is. Volgens verzoeker stelt de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) zich op basis van de uitspraak van 18 december 2018 op het standpunt dat de veebezetting naar 100% moet. Dit zou er toe kunnen leiden dat de NVWA mogelijk opnieuw overgaat tot het meevoeren en opslaan van koeien. Het College is tot de uitspraak van 18 december 2018 gekomen doordat de NVWA onjuiste gegevens heeft aangeleverd. De stal van verzoeker is namelijk niet krap van opzet, maar ruim. Het is verder onjuist dat koeien synchroon gedrag vertonen en bij voorkeur tegelijk zouden eten, drinken, herkauwen en rusten. Daarnaast had de slechte toestand van het vee niets te maken met de veeverzorging of het management door verzoeker, maar met een chronische BVD (Bovine Virus Diarree) besmetting. De gemachtigde van verzoeker heeft destijds bij het beroep tegen de besluiten van verweerder ten onrechte het accent gelegd op de jaren 2016 en 2017, terwijl de zaak over het jaar 2015 ging. Inmiddels is het vee van verzoeker in een veel betere conditie. Verzoeker stelt dat met de verhoren in de zaken nummers 20/566 t/m 20/571, 20/617, 20/763, 20/860, 21/166 t/m 21/169, 21/1146, 22/225 en 22/1788 die vandaag eveneens ter zitting zullen worden behandeld, zal worden aangetoond dat hij in latere jaren de dieren goed verzorgde. Omdat de wijze van bedrijfsvoering niet is veranderd, betekent dit dat ook voor 2015/2016 zal komen vast te staan dat verzoeker zijn dieren goed verzorgde en dat er geen sprake was van dierenverwaarlozing. Er is dan ook geen enkele reden om ten aanzien van verzoeker de eis te stellen dat hij niet méér koeien kan houden dan er aan ligplaatsen op zijn bedrijf zijn.
4. Verweerder betwist dat sprake is van nieuw gebleken feiten of omstandigheden die tot herziening van de uitspraak van het College van 18 december 2018 kunnen leiden. Verweerder wijst er voorts op dat uit het verzoek blijkt dat verzoeker het niet eens is met de uitspraak, maar dat de mogelijkheid tot herziening niet in het leven is geroepen om het debat opnieuw te openen als eerdere argumenten niet tot het gewenste resultaat hebben geleid.
5. Het College overweegt het volgende.
5.1
Op grond van artikel 8:119, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en
redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
5.2
Bij de beoordeling van een verzoek om herziening wordt uitsluitend beoordeeld of sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Het College kan slechts rekening houden met feiten en omstandigheden die de verzoeker om herziening in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak waarvan herziening wordt gevraagd, redelijkerwijs niet naar voren heeft kunnen brengen. Het rechtsmiddel herziening is er niet voor om een partij de gelegenheid te bieden om stukken ter onderbouwing van een standpunt, die in een eerdere procedure naar voren hadden kunnen worden gebracht, alsnog naar voren te brengen en aldus het debat te heropenen.
5.3
Duidelijk is dat verzoeker het niet eens is met de uitspraak van 18 december 2018. Wat verzoeker ter onderbouwing van zijn verzoek om herziening heeft aangevoerd, zijn echter geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, eerste lid, van de Awb. Het zijn argumenten die hij ook al in de eerdere procedure heeft aangevoerd, of had kunnen aanvoeren. Als de gemachtigde van verzoeker, zoals verzoeker stelt, destijds niet de juiste argumenten heeft aangevoerd, komt dat voor risico van verzoeker.
6. Het College wijst het verzoek om herziening daarom af.
7. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, mr. T. Pavićević en mr. H. van den Heuvel, in aanwezigheid van mr. J.M.M. Bancken, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2023.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. J.M.M. Bancken