ECLI:NL:CBB:2023:198

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
AWB 22/766 en AWB 22/767
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking subsidieverlening en terugvordering voorschot TVL voor Q4 2020 en afwijzing aanvraag voor Q1 2021 wegens niet voldoen aan vestigingsvereiste

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 april 2023, met zaaknummers AWB 22/766 en AWB 22/767, staat de intrekking van een subsidie en de afwijzing van een subsidieaanvraag centraal. De onderneming, een adviesbureau in de agrarische sector, had een subsidie aangevraagd op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2020 en het eerste kwartaal van 2021. De staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat had de eerder verleende subsidie voor Q4 2020 ingetrokken en het voorschot van € 8.155,76 teruggevorderd, omdat de onderneming niet voldeed aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste houdt in dat de onderneming een vestiging moet hebben die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar en waar duurzame uitoefening van de activiteiten plaatsvindt.

De onderneming betwistte de intrekking en de afwijzing van de aanvraag, maar het College oordeelde dat de onderneming niet aan het vestigingsvereiste voldeed. De onderneming was ingeschreven op hetzelfde adres als de privéwoning van de bestuurder en de activiteiten werden niet duurzaam op die locatie uitgevoerd. De minister had terecht de subsidie ingetrokken en de aanvraag voor Q1 2021 afgewezen, omdat de onderneming niet kon aantonen dat er sprake was van een duurzame uitoefening van de activiteiten op de aangewezen vestigingslocatie. De beroepen van de onderneming werden ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummers: 22/766 en 22/767

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2023 in de zaken tussen

[naam 1] B.V., te [woonplaats] (de onderneming),

(gemachtigde: W.J.M. Heussen RB ),
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister),

(gemachtigden: mr. M.J.H. van der Burgt en mr. O. Andich).

Procesverloop

Zaaknummer 22/767
Met het besluit van 21 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat (de staatssecretaris) de eerder aan de onderneming op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal (Q4) van 2020 verleende subsidie ingetrokken en het voorschot van € 8.155,76 teruggevorderd.
Met het besluit van 10 maart 2022 (het bestreden besluit I) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
Zaaknummer 22/766
Met het besluit van 30 juni 2021 (het afwijzingsbesluit) heeft de staatssecretaris de aanvraag van de onderneming voor subsidie op grond van de TVL voor het eerste kwartaal (Q1) van 2021 afgewezen.
Met het besluit van 10 maart 2022 (het bestreden besluit II) heeft de minister het bezwaar van de onderneming ongegrond verklaard.
De onderneming heeft tegen het bestreden besluit II beroep ingesteld.
In beide zaken
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 20 maart 2023. De zaken zijn gevoegd behandeld. Aan de zitting hebben de gemachtigden van de minister deelgenomen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1.1
Eén van de vereisten om in aanmerking te komen voor een subsidie op grond van de TVL is dat de onderneming voldoet aan het vestigingsvereiste. Dit vereiste houdt onder meer in dat de onderneming een vestiging heeft die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar van de onderneming en die voorzien is van een eigen opgang of toegang. Onder vestiging wordt verstaan een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt. Horecaondernemingen en ambulante ondernemingen hoeven niet aan het vestigingsvereiste te voldoen. Dit staat in artikel 2.1.1, tweede lid, aanhef en onder e, onder 1°, van de TVL (Q4 2020), artikel 2.2.1, tweede lid, aanhef en onder e, onder 1°, van de TVL (Q1 2021) en in artikel 1.1 van de TVL, gelezen in samenhang met artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007.
1.2
Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan de subsidieverlening worden ingetrokken, onder meer als de ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit over de subsidieverlening zou hebben geleid. Dit staat in artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.3
De precieze tekst van het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Aanleiding van deze procedures
2.1
De onderneming exploiteert een adviesbureau in de agrarische sector. In Q4 2020 en Q1 2021 was de onderneming in het handelsregister van de Kamer van Koophandel ingeschreven op hetzelfde adres als het adres van de privéwoning van de enig bestuurder van de onderneming.
2.2
De onderneming heeft subsidie aangevraagd voor Q4 2020. Met het besluit van
11 december 2020 (het verleningsbesluit) heeft de staatssecretaris een subsidie verleend aan de onderneming en een voorschot van € 8.155,76 betaald.
2.3
De onderneming heeft vervolgens aanvragen gedaan voor vaststelling van de subsidie voor Q4 2020 en voor subsidieverlening voor Q1 2021.
2.4
Het verleningsbesluit voor Q4 2020 is daarna ingetrokken en het betaalde voorschot is teruggevorderd. De minister heeft daaraan ten grondslag gelegd dat de onderneming niet voldoet aan het vestigingsvereiste en dat de onderneming daarover bij haar aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt. De aanvraag voor subsidie voor Q1 2021 is afgewezen, omdat de onderneming ook in die periode niet voldoet aan het vestigingsvereiste. Er is volgens de minister wel sprake van een gebouw dat fysiek is afgescheiden van de privéwoning en dat is voorzien van een eigen opgang of toegang, maar er is ter plaatse geen sprake van een duurzame uitoefening van de activiteiten van de onderneming. De daadwerkelijke bedrijfsactiviteiten worden niet in het gebouw uitgevoerd, maar bij de klanten.
Standpunt onderneming
3. De onderneming heeft gesteld dat zij wel aan het vestigingsvereiste voldoet. De hoofdactiviteit van de onderneming bestaat uit advisering op het gebied van bedrijfsvoering en management, met name voor de varkenshouderij. Daarnaast levert zij aanvullend middel op voer (“zakgoed”) aan haar klanten. Om deze werkzaamheden te kunnen uitvoeren heeft de onderneming een aparte ruimte bij de woning in gebruik. De onderneming heeft betwist dat zij daar geen bedrijfsactiviteiten uitvoert. De onderneming gebruikt deze ruimte voor het uitwerken van adviezen aan haar klanten, het voeren van de eigen administratie, het plaatsen van bestellingen, voor omkleden en het bewaren van werkkleding, voor opslag van zakgoed en voor het stallen van de bedrijfsauto en overige inventaris.
Standpunt minister
4. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de onderneming niet aan het vestigingsvereiste voldoet. De locatie die de onderneming als vestiging aanmerkt bestaat uit een schuur bij de privéwoning. De minister vindt het niet aannemelijk dat daar een duurzame uitoefening van activiteiten van de onderneming plaatsvindt. Dat de bestuurder van de onderneming in die schuur incidenteel adviezen voor haar klanten uitwerkt is daarvoor niet voldoende. Daarnaast volgt uit de foto’s die de onderneming heeft overgelegd dat de inrichting van de schuur bestaat uit een tafel met daarop een laptop. In dezelfde ruimte is ook de auto geparkeerd en er staan fietsen en kruiwagens. In de ruimte bevinden zich ook stalboxen. De ruimte heeft geen ramen en is voorzien van een betonnen vloer en bakstenen muren. Op de foto’s zijn geen sanitaire voorziening, keukenblok of stopcontacten te zien. Ook lijkt de schuur niet te beschikken over een vorm van verwarming of isolatie. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat een soortgelijke situatie zich voordeed in het beroep dat heeft geleid tot de uitspraak van het College van 17 januari 2023 (ECLI:NL:CBB:2023:5). In die uitspraak heeft het College geoordeeld dat er geen sprake was van een duurzame uitoefening van de activiteiten.
Beoordeling door het College
5.1
De onderneming exploiteert een adviesbureau in de agrarische sector. De onderneming is geen horecaonderneming of ambulante onderneming. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet de onderneming daarom voldoen aan het vestigingsvereiste. Vast staat dat de schuur die de onderneming als vestiging aanmerkt fysiek is afgescheiden van de privéwoning en is voorzien van een eigen opgang of toegang. In geschil is of er in de schuur een duurzame uitoefening van de activiteiten van de onderneming plaatsvindt.
5.2
De hoofdactiviteit van de onderneming bestaat volgens de onderneming uit advisering op het gebied van bedrijfsvoering en management, met name voor varkenshouderijen. Bij de hoorzitting in bezwaar heeft de bestuurder van de onderneming toegelicht dat hij veel bezoeken brengt aan boeren en dan de stal in gaat om de varkens te bekijken. De bestuurder geeft bij die bezoeken mondeling advies en hij legt adviezen later ook schriftelijk vast. Zijn apparatuur ligt in de auto. De bestuurder gebruikt de werkplek in de schuur als hij terugkomt van het bezoek aan een boer, omdat hij op dat moment vaak naar varkens ruikt. Zijn vrouw vindt het dan prettiger dat hij niet in de privéwoning werkt.
5.3
Op grond van deze toelichting heeft de minister zich in de bestreden besluiten terecht op het standpunt gesteld dat er in de schuur geen sprake is van een duurzame uitoefening van de bedrijfsactiviteiten van het adviesbureau. Daarvoor is niet voldoende dat de bestuurder de werkplek in de schuur incidenteel gebruikt om adviezen uit te werken of zijn eigen administratie te doen. Dat de schuur gebruikt wordt voor het stallen van de bedrijfsauto, het opslaan van zakgoed en inventaris, en het regelen van bestellingen leidt niet tot een andere conclusie, omdat dat geen activiteiten zijn van het adviesbureau. In aanvulling hierop heeft de minister zich overigens ook terecht op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is dat er in de schuur sprake kan zijn van een duurzame uitoefening van de bedrijfsactiviteiten van het adviesbureau, vanwege de staat en inrichting van de schuur, en de voorzieningen in de schuur, zoals blijkt uit de door de onderneming overgelegde foto’s.
5.4
Omdat er in de schuur geen sprake is van een duurzame uitoefening van de activiteiten van de onderneming, voldoet de onderneming niet aan het vestigingsvereiste.
5.5
Omdat de onderneming niet aan het vestigingsvereiste voldoet, heeft de minister de aanvraag voor subsidieverlening voor Q1 2021 terecht afgewezen.
5.6
In de aanvraag voor subsidieverlening voor Q4 2020 heeft de onderneming verklaard dat zij aan het vestigingsvereiste voldoet. Op grond daarvan is een subsidie aan de onderneming verleend. Als de minister toen over de juiste of volledige gegevens had beschikt, namelijk dat de onderneming niet aan de vestigingseis voldeed, zou dat tot een ander besluit hebben geleid. De minister was daarom op grond van artikel 4:48, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bevoegd om de subsidieverlening in te trekken.
5.7
De onderneming heeft geen gronden gericht tegen het gebruik van de bevoegdheid tot intrekking van het verleningsbesluit en tegen de terugvordering van het voorschot.
Conclusie
6. De beroepen zijn ongegrond.
7. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Ludwig, in aanwezigheid van mr. W.J.C. Goorden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 april 2023.
w.g. mr. I.M. Ludwig w.g. mr. W.J.C. Goorden

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 4:48
1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien:
a. (…)
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;
d. (…)
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
Artikel 1.1. (begripsbepalingen)
In deze regeling wordt verstaan onder:
vestiging: vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007.
Artikel 2.1.1. (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden oktober, november en december van 2020.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. (…)
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. (…)
Artikel 2.2.1. (verstrekking subsidie)
1. De minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart 2021.
2. De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
a. (…)
e. die:
1°. voor zover het een MKB-onderneming, niet zijnde een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
– ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming; of
– een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2°. (…)
Artikel 2.2.4. (afwijzingsgronden)
1. De minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels; (…)
Handelsregisterwet 2007
Artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007 bepaalt dat onder een vestiging wordt verstaan een gebouw of complex van gebouwen waar duurzame uitoefening van de activiteiten van een onderneming of rechtspersoon plaatsvindt.