ECLI:NL:CBB:2023:196
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 april 2023, betreft het een beroep van een onderneming tegen de afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het vierde kwartaal van 2021. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarde van ten minste € 1.500,- vaste lasten. De onderneming betoogde dat de minister ten onrechte een forfaitair systeem hanteerde voor de berekening van de vaste lasten, wat zou leiden tot een onterechte afwijzing van de aanvraag.
De minister had in zijn besluit van 10 februari 2022 vastgesteld dat de onderneming niet voldeed aan de subsidievoorwaarden, waaronder het vereiste omzetverlies van ten minste 30% en de vaste lasten van minimaal € 1.500,-. De onderneming, actief in de amusementssector, voerde aan dat haar werkelijke vaste lasten aanzienlijk hoger waren dan het forfaitaire bedrag. Echter, het College oordeelde dat de minister terecht geen rekening had gehouden met de werkelijke vaste lasten, aangezien de TVL een generieke maatregel is die geen ruimte biedt voor maatwerk. Het College bevestigde dat de keuze voor een forfaitair systeem is gemaakt om de uitvoerbaarheid van de regeling te waarborgen.
Uiteindelijk concludeerde het College dat de minister op juiste wijze had gehandeld door de aanvraag af te wijzen, omdat de onderneming niet voldeed aan de voorwaarden van de TVL. Het beroep werd ongegrond verklaard, en de minister hoefde geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de subsidievoorwaarden en de beperkingen van de TVL-regeling.