Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 april 2023 in de zaak tussen
de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
20 november 2019 opgericht. Zij stelt dat zij financieel is geraakt door de coronacrisis. Zij komt echter niet in aanmerking voor de TVL, omdat de subsidie alleen wordt verstrekt indien sprake is van een omzetverlies van meer dan 30%. Volgens appellante geven de gebruikte referentieperiodes echter geen representatief beeld en kunnen deze niet worden gebruikt voor het berekenen van de omzet. Appellante heeft in Q4 van 2019, het kwartaal waarin zij startte, weliswaar een forse omzet behaald maar dit was anders in het eerste kwartaal van 2020. Toen was zij bezig met de voorbereidingen voor een groot evenement in Japan, dat echter door de Japanse overheid op 3 maart 2020 is geannuleerd vanwege corona. Alle kosten daarvoor waren toen wel al gemaakt, maar de beoogde omzet is niet gerealiseerd. Volgens appellante mocht zij verwachten dat verweerder, net zoals bij eerdere TVL-aanvragen van appellante, oktober, november en december van 2019 (Q4 2019) als referentieperiode zou hanteren voor haar aanvragen voor Q2, Q3 en Q4 2021.
20 november 2019 is ingeschreven in het handelsregister, het derde lid van respectievelijk de artikelen 2.3.3 (Q2 2021), 2.4.3 (Q3 2021) en 2.5.3 (Q4 2021) van de TVL van toepassing is. Volgens het derde lid van deze artikelen kan in de situatie van appellante voor de aanvragen voor Q2, Q3 en Q4 2021 voor de referentieperiode gekozen worden tussen Q1 2020 en Q3 2020. Appellante heeft in alle drie aanvragen voor Q1 2020 gekozen als referentieperiode. De TVL biedt geen mogelijkheid om hiervan af te wijken.