ECLI:NL:CBB:2023:186

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
22/801
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag TVL-subsidie voor stichting zonder vestiging in de zin van de regeling

In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 11 april 2023, zaaknummer 22/801, is de aanvraag van een stichting voor een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen op basis van het vestigingsvereiste, dat vereist dat een onderneming ten minste één vestiging heeft die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar. De stichting voerde aan dat het onredelijk was om deze eis aan haar tegen te werpen, aangezien haar vrijwilligers vanuit hun privéwoningen werken en de directeur een kamer in zijn woning gebruikt voor de stichting.

Het College oordeelde echter dat er geen verschil van mening bestond over het feit dat de stichting geen vestiging heeft in de zin van de regeling. De kamer van de directeur kan niet worden beschouwd als een vestiging die voldoet aan de eisen van de regeling. De stichting is ook niet ingeschreven als ambulante onderneming of horecaonderneming, wat betekent dat de uitzondering op het vestigingsvereiste niet van toepassing is.

De uitspraak benadrukt het belang van het vestigingsvereiste voor de toekenning van de TVL-subsidie, die bedoeld is om MKB-ondernemingen te ondersteunen bij hun vaste lasten. Het College verklaarde het beroep van de stichting ongegrond, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de beslissing is definitief.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/801

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 april 2023 in de zaak tussen

[de Stichting] , te [plaats] , (de stichting),

(gemachtigde: [naam] )
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat (de minister),

(gemachtigden: mr. M.P. Beudeker en mr. drs. O. Hoeksma).

Procesverloop

Met het besluit van 21 juni 2021 (het subsidiebesluit) heeft de minister de aanvraag van de stichting voor een subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor de periode Q1 2021 afgewezen.
Met het besluit van 16 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van de stichting ongegrond verklaard.
De stichting heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De zitting was op 23 maart 2023. Namens de stichting heeft [naam] deelgenomen aan de zitting. Namens de minister hebben mr. M.P. Beudeker en mr. drs. O. Hoeksma deelgenomen aan de zitting

Overwegingen

1. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage, die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Aanleiding van deze procedure

2. De stichting heeft een aanvraag ingediend voor een TVL-subsidie voor het eerste kwartaal van 2021.
3. De minister heeft de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft de minister ten grondslag gelegd dat niet is voldaan aan het vestigingsvereiste. Op grond van de TVL dient een onderneming ten minste één vestiging te hebben met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar, dan wel een vestiging die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar en is voorzien van een eigen opgang of toegang. Dit staat in artikel 2.2.1, eerste lid, aanhef en onder e, van de TVL. Evenmin wordt de SBI-code waarmee de stichting op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, te weten 94994, aangemerkt als ambulante onderneming of horecaonderneming.
Standpunt van de stichting
4. De stichting voert aan dat het onredelijk is dat de vestigingseis aan haar is tegengeworpen. Het internationale karakter van de werkzaamheden van de stichting brengt met zich mee dat alle vrijwilligers van de stichting al zolang er cloud-services bestaan vanuit hun privéwoningen werken. Dit geldt ook voor de directeur van de stichting. Hij gebruikt een ruime kamer van zijn woning enkel en alleen voor werkzaamheden ten behoeve van de stichting. Omdat de stichting alleen financieel succesvol kan opereren door op deze manier te werken, is het onredelijk dat de TVL eist dat er sprake is van een vestiging die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar van de onderneming en is voorzien van een eigen opgang of toegang.
Beoordeling door het College
5. Het College stelt vast dat er geen verschil van mening bestaat over het feit dat de stichting geen vestiging heeft en dat de kamer die de directeur van de stichting in zijn privéwoning gebruikt voor werkzaamheden voor de stichting, niet kan worden beschouwd als een vestiging die fysiek is afgescheiden van de privéwoning van de eigenaar van de onderneming en is voorzien van een eigen opgang of toegang. Ook is tussen partijen niet in geschil dat de stichting geen ambulante onderneming of horecaonderneming is. De SBI-code 94994 waarmee de stichting op 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister is immers niet opgenomen in de lijst met SBI-codes die in artikel 2.1.a.1 van de TVL zijn toegeschreven aan een ambulante onderneming. Daarom kan geen uitzondering worden gemaakt op het vestigingsvereiste.
6. De TVL-subsidie die de stichting heeft aangevraagd is een bijdrage in de vaste lasten van een MKB-onderneming in het eerste kwartaal van 2021. Dit staat in artikel 2.2.1, eerste lid, van de TVL. De vestigingseis is één van de eisen waaraan voldaan moet zijn om voor de TVL-subsidie in aanmerking te komen. Deze eis staat in artikel 2.2.1, tweede lid, aanhef en onder e, van de TVL. Indien een aanvraag niet voldoet aan de bij de TVL gestelde regels, moet de minister de aanvraag afwijzen. Dit staat in artikel 2.2.4, eerste lid, aanhef en onder a, van de TVL.
7. Het doel van de TVL is een kader te scheppen op grond waarvan bepaalde ondernemingen aanspraak kunnen maken op een financiële ondersteuning. De toelichting op een voorganger van de TVL, de Beleidsregel tegemoetkoming ondernemers getroffen sectoren COVID-19 (TOGS, Stcrt. 2020, 19159, p. 2), vermeldt dat de tegemoetkoming alleen wordt “verstrekt aan ondernemingen met een vestiging buiten de woning waar zij zelf wonen, het huisadres van de eigenaar of eigenaren hebben, omdat ondernemingen met een zaak aan huis over het algemeen minder vaste kosten hebben.” Ook in de kamerbrief van 19 maart 2021 over de uitvoering en het gebruik van de TOGS licht de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat toe dat een algemene uitzondering op het vestigingsvereiste wordt opgenomen voor ondernemingen, waarbij de onderneming fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de ondernemer en voorzien is van een eigen opgang of toegang. Ook in dat geval kan er volgens de staatssecretaris immers van worden uitgegaan dat er sprake is van omvangrijke periodieke lasten voor de vestiging. Zoals eerder door het College is geconcludeerd, heeft de regelgever een bewust verband gelegd tussen de (hoogte van de) vaste lasten voor vestiging en het vestigingsvereiste (zie: CBb 17 januari 2023, ECLI:NL:CBB:2023:14, r.o. 8). Aangezien de stichting geen vestiging heeft in de zin van de regeling en de werkkamer van haar directeur evenmin kan worden beschouwd als een vestiging, heeft de stichting ook niet de vaste lasten die voortvloeien uit het hebben en onderhouden van een vestiging. De minister heeft de aanvraag voor TVL-subsidie daarom terecht afgewezen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Jacobs, in aanwezigheid van E.E.M. Koomen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023.
w.g. M.J. Jacobs w.g. E.E.M. Koomen
BIJLAGE
Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL)

“Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

In deze regeling wordt verstaan onder:
(…)
Vestiging: vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel j, van de Handelsregisterwet 2007.
(…)

Artikel 2.1.a.1 (begripsbepalingen)

Ambulante onderneming: onderneming die op de 15 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister onder de code 47.81.1, 47.81.9, 47.82, 47.89.1, 47.89.2, 47.89.2, 47.89.9, 49.39.1, 4932, 49.41, 49.42, 50, 51.10, 53, 85.53 of 93.21.2 van de Standaard Bedrijfsindeling;
(…)

Artikel 2.2.1 (verstrekking subsidie)

De Minister verstrekt op aanvraag eenmalig een subsidie aan een getroffen MKB-onderneming om bij te dragen aan de financiering van de vaste lasten in de maanden januari, februari en maart van 2021.
De subsidie wordt enkel verstrekt aan een MKB-onderneming:
(…)
e. die:
1° voor zover het een MKB-onderneming, niet zijn de een horecaonderneming of een ambulante onderneming, betreft:
-ten minste één vestiging heeft met een ander adres dan het privéadres van de eigenaar of de eigenaren van de MKB-onderneming, of
-een vestiging heeft die fysiek afgescheiden is van de privéwoning van de eigenaar of eigenaren van de MKB-onderneming en voorzien is van een eigen opgang of toegang; of
2° voor zover het een horecaonderneming betreft ten minste één horecagelegenheid huurt, pacht of in eigendom heeft.
(…)

Artikel 2.2.4. (afwijzingsgronden)

1. De Minister beslist afwijzend op een aanvraag:
a. indien de aanvraag niet voldoet aan de bij deze regeling gestelde regels;
(…).”