Deze tekst valt naar het oordeel van het College redelijkerwijs niet anders te begrijpen dan dat [naam 1] (op wie wordt gedoeld met “a reputable independent forensic accounting firm”) de uitkomst van het onderzoek door IA onderschrijft: namelijk dat geen van de gerapporteerde wetsovertredingen heeft plaatsgevonden. Maar [naam 1] , zoals hij ook zelf erkent, heeft niet onderzocht of sprake is geweest van overtreding van aanbestedingsregels en heeft daarover ook geen conclusies geformuleerd, omdat dat niet tot zijn opdracht behoorde. Gezien de inhoud en strekking van de webpublicatie van [naam 6] had [naam 1] daarom zijn instemming met de tekst van de publicatie moeten weigeren, of zich in ieder geval daarvan nadien moeten distantiëren. In die zin onderschrijft het College het oordeel van de accountantskamer, waar deze stelt dat [naam 1] had behoren te voorkomen dat hij op deze manier in verband werd gebracht met misleidende informatie.
Het College onderschrijft echter niet het oordeel van de accountantskamer dat [naam 1] zich hierbij schuldig heeft gemaakt aan misleiding en heeft gehandeld in strijd met het fundamentele beginsel van integriteit. De accountantskamer acht het verwijt dat [naam 1] zijn medewerking heeft verleend aan de onjuiste publicatie vooral zo ernstig, omdat hij ter zitting zou hebben verklaard dat de besprekingen met [naam 9] in relatie tot het project [project 1] niet waren toegestaan.
[naam 1] heeft in hoger beroep betoogd dat hem op de zitting van de accountantskamer door ‘suggestieve vraagstelling’ en door hem de gelegenheid tot het geven van een toelichting te weigeren, de - in zijn woorden - ‘ongenuanceerde stelling is ontlokt’ dat de besprekingen met [naam 9] niet waren toegestaan.
[naam 2] heeft in de aanloop naar de zitting bij het College een eigen transcriptie van de hoorzitting bij de accountantskamer van 30 oktober 2020 overgelegd. Tevens heeft hij zelfgemaakte geluidsopnamen van deze zitting ingediend. Hoewel het maken van geluidsopnamen in de zittingszaal volgens de huisregels van de accountantskamer niet is toegestaan, heeft [naam 1] aangegeven geen bezwaar te hebben tegen het overleggen van deze opnamen. Integendeel, hij heeft het College verzocht de opname te beluisteren om zijn stellingen over de gang van zaken bij de accountantskamer te verifiëren. Partijen hebben het College toestemming gegeven de opname buiten hun aanwezigheid te beluisteren.
Het College is na het beluisteren van de relevante passages van oordeel dat niet is gebleken dat [naam 1] door de accountantskamer onheus is bejegend en onvoldoende de gelegenheid heeft gekregen zich te verweren. Verder blijkt uit de geluidsopnamen dat [naam 1] ter zitting inderdaad heeft verklaard dat de gesprekken met [naam 9] volgens hem niet waren toegestaan.
Dit betekent naar het oordeel van het College echter nog niet, dat hem ter zake van zijn medewerking aan de webpublicatie, een integriteitsverwijt valt te maken. Uit de opname wordt namelijk niet duidelijk dat hij deze mening ook al had op het moment van het uitbrengen van het rapport.
Daarbij acht het College van belang dat [naam 1] de klacht ten aanzien van deze bespreking niet inhoudelijk hoefde te onderzoeken, maar dat het zijn opdracht was in kaart te brengen op welke wijze IA de klacht had afgehandeld. Hij is daarbij afgegaan op informatie die hem door IA via documenten en interviews is verstrekt.
[naam 1] heeft zich ten aanzien van de webpublicatie weliswaar onvoldoende professioneel-kritisch opgesteld, maar niet is aannemelijk geworden dat hij, op het moment dat hij het onderzoek verrichtte en het rapport opstelde, informatie had waaruit bleek dat IA de bespreking met [naam 9] in werkelijkheid ontoelaatbaar had bevonden, deze informatie vervolgens opzettelijk heeft achtergehouden en niet in zijn rapport heeft vermeld, om vervolgens (stilzwijgend) de conclusie in de webpublicatie van [naam 6] te onderschrijven.
Het College is daarom van oordeel dat het handelen van [naam 1] naar aanleiding van de webpublicatie geen schending van het fundamentele beginsel van integriteit oplevert. Dit handelen is daarentegen wel strijdig met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.
Het College zal de hogerberoepsgrond daarom gegrond verklaren voor zover de accountantskamer bij de bestreden uitspraak heeft geoordeeld dat appellant het fundamentele beginsel van integriteit heeft geschonden. Het College zal de uitspraak van de accountantskamer in zoverre vernietigen. Het College zal de zaak zelf afdoen en klachtonderdeel f gegrond verklaren wegens handelen in strijd met het fundamentele beginsel van vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.