Uitspraak
COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2023 in de zaak tussen
,te [plaats] ( [naam 1] ),
College van Beroep voor het bedrijfsleven
In deze uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 21 maart 2023, zaaknummer 22/90, werd de aanvraag van [naam 1] om subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL) voor het eerste kwartaal van 2021 afgewezen. De minister van Economische Zaken en Klimaat had de aanvraag afgewezen omdat [naam 1] niet voldeed aan het vestigingsvereiste, zoals vastgelegd in artikel 2.2.1 van de TVL. Dit vereiste dat de onderneming ten minste één vestiging had die fysiek gescheiden was van het privéadres van de eigenaar.
[naam 1] voerde aan dat zijn onderneming in Q1 2021 duurzaam werd uitgeoefend op het adres aan de [adres 1], terwijl het bezoekadres in het handelsregister was gewijzigd naar [adres 2]. De minister had echter vastgesteld dat de KvK het bezoekadres had gewijzigd op basis van de wijziging van het privéadres van [naam 1]. De minister concludeerde dat het adres aan de [adres 2] niet voldeed aan de definitie van vestiging, omdat daar geen duurzame bedrijfsactiviteiten plaatsvonden.
Het College oordeelde dat de minister terecht had afgewezen, omdat [naam 1] niet had aangetoond dat de activiteiten van de onderneming in Q1 2021 op het adres aan de [adres 1] duurzaam werden uitgeoefend. De huurovereenkomst en de foto die [naam 1] had overgelegd, waren onvoldoende bewijs voor zijn stelling. Het College verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de subsidieaanvraag.