In deze zaak heeft het College van Beroep voor het Bedrijfsleven op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1] en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het geschil betreft de niet-ontvankelijkheid van een bezwaarschrift tegen een last onder dwangsom en de daaropvolgende invordering van een dwangsom van € 1.000,-. De minister had op 24 juni 2019 aan [naam 1] een last onder dwangsom opgelegd wegens overtredingen van het Besluit houders van dieren. Na een inspectie op 17 september 2019 concludeerde de minister dat [naam 1] niet had voldaan aan de opgelegde maatregelen, wat leidde tot het invorderingsbesluit van 11 december 2019. Het College oordeelde dat de aantekening op de retourenvelop, waarin stond “Laat mijn met rust”, niet als bezwaarschrift kon worden aangemerkt. Hierdoor verklaarde de minister het bezwaar tegen de last onder dwangsom terecht niet-ontvankelijk. Het College concludeerde echter dat er geen dwangsom was verbeurd, omdat niet was aangetoond dat [naam 1] de opgelegde maatregel niet had nageleefd. Het College vernietigde het bestreden besluit en herstelde het invorderingsbesluit, waarbij de minister werd veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van [naam 1].