ECLI:NL:CBB:2022:766
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om thuisquarantaine voor hond uit Georgië in verband met rabiësrisico
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 4 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft de quarantaine van een hond die vanuit Georgië naar Nederland is gebracht. De hond werd op 24 augustus 2022 in beslag genomen en onderworpen aan een quarantaineprocedure vanwege het risico op rabiës. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit had op 30 augustus 2022 een besluit genomen dat de hond in quarantaine moest blijven, wat verzoeker wilde aanvechten.
Verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om het besluit te schorsen, zodat de hond thuisquarantaine kon ondergaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was, maar dat de omstandigheden van de hond en de situatie van verzoeker geen aanleiding gaven om thuisquarantaine toe te staan. De hond was zonder de benodigde documenten en vaccinaties Nederland binnengebracht, wat een risico op rabiës met zich meebracht. De voorzieningenrechter concludeerde dat de hond een gevaar vormde voor de insleep van rabiës in Nederland, en dat de minister op basis van de Verordening EU nr. 576/2013 bevoegd was om quarantaine toe te passen.
De voorzieningenrechter weegt de argumenten van verzoeker, waaronder de emotionele impact van de quarantaine op hem en zijn gezin, maar oordeelt dat de hond niet meer als jonge pup kan worden beschouwd en dat verzoeker niet over de juiste voorzieningen beschikt voor een effectieve thuisquarantaine. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen, en de hond blijft op de aangewezen quarantaineplaats. De minister zal na 7 november contact opnemen met verzoeker over de voortzetting van de quarantaine na de volgende titerbepaling. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.