In deze zaak heeft appellante, een onderneming, beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van haar bezwaar tegen de afwijzing van haar subsidieaanvraag op grond van de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) voor de periode januari tot en met maart 2021. Het primaire besluit, waarbij de subsidieaanvraag werd afgewezen, dateert van 9 juni 2021. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard, volgde op 21 december 2021. De appellante stelde dat de termijnoverschrijding voor het indienen van het bezwaar verschoonbaar was, omdat een menselijke fout van een medewerker van haar gemachtigde de oorzaak was van de te late indiening. Daarnaast voerde zij aan dat verweerder had toegezegd dat haar zaak aan een klankbordgroep zou worden voorgelegd en dat zij ten onrechte niet was gehoord.
Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft op 1 november 2022 uitspraak gedaan. Het College oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De omstandigheden die appellante aanvoerde, zoals de menselijke fout van de medewerker, waren voor haar risico. Bovendien was niet aannemelijk gemaakt dat verweerder een toezegging had gedaan over de behandeling van het bezwaar. Het College concludeerde dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding. Het beroep werd ongegrond verklaard.