ECLI:NL:CBB:2022:714

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
17 oktober 2022
Zaaknummer
22/184
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaar tegen afwijzing subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van het bezwaar van [naam 1] tegen de afwijzing van haar aanvraag voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL Q1 2021). De minister van Economische Zaken en Klimaat had op 28 juni 2021 de aanvraag van [naam 1] afgewezen en het bezwaar van [naam 1] op 22 november 2021 niet-ontvankelijk verklaard. Het College oordeelde dat [naam 1] niet tijdig bezwaar had gemaakt, omdat zij een verkeerd e-mailadres had opgegeven bij haar aanvraag, waardoor zij niet op de hoogte was van de afwijzing. Het College stelde vast dat de minister het besluit op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de fout in het e-mailadres voor rekening van [naam 1] kwam. De minister had de aanvraag digitaal behandeld en [naam 1] had ingestemd met digitale correspondentie. Het College concludeerde dat de overschrijding van de bezwaartermijn niet verschoonbaar was en verklaarde het beroep ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 22/184

uitspraak van de meervoudige kamer van 18 oktober 2022 in de zaak tussen

[naam 1] , te [plaats] , h.o.d.n. [naam 2] , appellante ( [naam 1] )

(gemachtigde: F.W. Zwagerman RB)
en

de minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder (de minister)

(gemachtigden: mr. S.M. Piron en mr. R.E. Groenewold).

Procesverloop

Bij besluit van 28 juni 2021 (het TVL-besluit) heeft de minister de aanvraag van [naam 1] voor subsidie op grond van de Regeling subsidie vaste lasten financiering COVID-19 (TVL Q1 2021) voor de periode januari tot en met maart 2021 afgewezen.
Bij besluit van 22 november 2021 (het bestreden besluit) heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard.
[naam 1] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De minister heeft een verweerschrift ingediend.
De minister heeft bij brief van 17 augustus 2022 een aantal vragen van het College beantwoord.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 september 2022. Aan de zitting hebben deelgenomen de gemachtigde van [naam 1] en de gemachtigden van de minister.

Overwegingen

1. In deze zaak heeft de minister het bezwaar van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat [naam 1] niet tijdig bezwaar heeft gemaakt. Volgens [naam 1] heeft zij niet op tijd bezwaar gemaakt, omdat bij haar aanvraag een verkeerd e-mailadres is opgegeven, waardoor zij niet op de hoogte was van de afwijzing. Het College is, zoals hierna wordt uitgelegd, van oordeel dat dit voor risico van [naam 1] komt.
2. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het volgende geregeld. De bezwaartermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7). Een bezwaarschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen (artikel 6:9, eerste lid). De bezwaartermijn begint te lopen met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt (artikel 6:8, eerste lid). Is een bezwaarschrift buiten de termijn ingediend, dan is het in beginsel nietontvankelijk. Indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven (artikel 6:11). Dan is de termijnoverschrijding verschoonbaar.
3. [naam 1] voert aan dat haar e-mailadres bij het aanvragen van de subsidie per abuis verkeerd is ingevoerd. Door een typefout is er een (verkeerde) letter te veel in het opgegeven e-mailadres vermeld. Aangezien alle communicatie per e-mail verloopt mag je verwachten dat ter verificatie nogmaals wordt gevraagd om het e-mailadres in te toetsen. Om haar moverende redenen heeft de minister daar niet voor gekozen. De minister heeft drie maal (op 19 mei 2021, op 7 juni 2021 en op 28 juni 2021) een e-mailnotificatie gestuurd naar het onjuiste e-mailadres. Het kan niet anders dan dat RVO na de eerste keer al een bericht terug ontving waarin is aangegeven dat de e-mail onbestelbaar was. Desondanks is de minister op dit e-mailadres blijven communiceren. Per saldo heeft het bestreden besluit [naam 1] niet bereikt, omdat zij er pas na het verstrijken van de bezwaartermijn – door in te loggen op de site van de minister – achter kwam dat er een beslissing was genomen. [naam 1] vraagt zich af of het primaire besluit wel rechtsgeldig bekend is gemaakt. Verder is de vraag of het [naam 1] kan worden aangerekend dat zij te laat bezwaar heeft gemaakt. Informatie op de website van RVO en informatie in de e-mail van de minister van 21 juni 2021 geven aan dat de aanvraag verder wordt behandeld nadat de aanvullende informatie is ontvangen. De beslissing had dus pas genomen mogen worden na ontvangst van die informatie. De minister had een brief moeten sturen naar [naam 1] nadat bleek dat het e-mailadres onjuist was. De minister had ook kunnen afwachten tot [naam 1] uit eigen beweging zou reageren. [naam 1] vraagt zich ook af of wel sprake is van een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, omdat de bekendmaking alleen via e-mail heeft plaatsgevonden en niet per post. De informatie die de minister nodig had was bovendien al bekend, omdat dezelfde vragen waren gesteld over de TVL Q4 2020 en de ontvangen informatie al was verwerkt.
4. In het verweerschrift heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat een besluit langs elektronische weg bekend mag worden gemaakt als de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt langs die weg voldoende beschikbaar te zijn (artikel 2:14 Awb). Een bekendmaking per post kan dan achterwege blijven, zoals onder meer blijkt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4159. Het primaire besluit is op 28 juni 2021 op elektronische wijze bekendgemaakt, omdat [naam 1] bij haar aanvraag toestemming heeft gegeven om alleen digitaal bericht te ontvangen over de aanvraag. De notificatiemail heeft de minister verstuurd naar het door [naam 1] in de aanvraag opgegeven emailadres. De typefout komt voor haar rekening en risico. De notificatiemail is bovendien slechts een service. Het is de eigen verantwoordelijkheid van [naam 1] om ook zonder notificatiemail de digitale omgeving in de gaten te houden nadat een aanvraag is ingediend. Zij is er immers mee akkoord gegaan dat de communicatie digitaal verloopt. In artikel 2.2.7 van de TVL is ook bepaald dat het besluit binnen acht weken bekend wordt gemaakt. Het had dus op de weg van [naam 1] gelegen om de digitale omgeving gedurende die periode regelmatig te controleren op berichten.
De minister stelt zich tot slot op het standpunt dat het besluit wel genomen mocht worden, ondanks dat de gevraagde informatie nog niet ontvangen was. In de rappelbrief van 14 juni 2021 (die ook naar het opgegeven mailadres is gestuurd) staat vermeld dat bij geen antwoord een beslissing genomen zal worden op basis van de bij de minister bekende gegevens. Dat de brief naar een onjuist mailadres is gestuurd komt voor rekening van [naam 1] .
5. Het College stelt voorop dat op het aanvraagformulier, dat op 7 mei 2021 is ingediend, de stelling “Ik ontvang alleen digitaal bericht over deze aanvraag” met “Ja” is beantwoord. [naam 1] heeft daarmee bewust ingestemd met verdere digitale correspondentie. Niet in geschil is dat het primaire besluit op 28 juni 2021 in de voor [naam 1] te bereiken digitale omgeving is geplaatst en dat de minister daarnaast een notificatiemail heeft verzonden. Daaruit volgt dat de minister het besluit op die datum op de voorgeschreven wijze, met toepassing van artikel 2:14, eerste lid, van de Awb, heeft bekendgemaakt. Appelante heeft, door pas op 26 augustus 2021 bezwaar te maken, dus niet tijdig bezwaar gemaakt.
6. De vraag is vervolgens welke gevolgen verbonden moeten worden aan het feit dat, door toevoeging van een onjuiste letter, een onjuist e-mailadres is opgegeven. De minister heeft in zijn brief van 17 augustus 2022 opgemerkt dat de ondernemer bij het doen van een aanvraag twee maal de gelegenheid krijgt om de juistheid van zijn gegevens te controleren, te weten aan het begin van de aanvraag en vervolgens aan het eind van de aanvraag; in beide gevallen kan de aanvrager de contactgegevens op juistheid controleren. De minister heeft verder opgemerkt geen “onbestelbaarmails” te ontvangen, omdat de minister berichten verzendt van een “no reply” e-mailadres. Gegeven deze toelichting, en gelet op de omstandigheid dat de fout door (of namens) [naam 1] is gemaakt en [naam 1] de mogelijkheid had om regelmatig de voor haar bereikbare digitale omgeving te bezoeken, komt het College tot het oordeel dat in dit geval het verkeerd invullen van het e-mailadres voor rekening en risico van [naam 1] komt. De omstandigheid dat de minister al de benodigde informatie zou hebben om een juiste beslissing te nemen, doet er niet aan af dat [naam 1] tijdig bezwaar had moeten maken (tegen het volgens haar onjuiste besluit). De uitzondering van artikel 6:11 van de Awb is daarom niet van toepassing, wat betekent dat de overschrijding van de termijn voor het maken van bezwaar [naam 1] wel toegerekend kan worden. De minister heeft daarom het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard.
7. Omdat het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard, komt het College niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het TVL-besluit, waarin de minister de aanvraag voor subsidie heeft afgewezen.
8. Het beroep is ongegrond. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

Het College verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H. de Wildt, mr. M. van Duuren en mr. D Brugman, in aanwezigheid van mr. L.N. Foppen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2022.
w.g. J.H. de Wildt w.g. L.N. Foppen