ECLI:NL:CBB:2022:686
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag derogatievergunning op grond van de Meststoffenwet door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
In deze zaak heeft appellant, een professioneel landbouwer, een aanvraag voor een derogatievergunning ingediend, maar deze bleek te laat te zijn ingediend. De aanvraag was op 2 februari 2021 gedaan, terwijl de deadline op 31 januari 2021 lag. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft de aanvraag afgewezen, omdat deze niet tijdig was ingediend. Appellant heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing, waarbij hij aanvoert dat persoonlijke omstandigheden, zoals de zorg voor zijn kinderen en familieleden tijdens de coronaperiode, hem hebben belet om de aanvraag op tijd in te dienen. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven heeft de zaak op 22 augustus 2022 behandeld en geconcludeerd dat appellant als professioneel landbouwer op de hoogte had moeten zijn van de regelgeving omtrent derogatievergunningen. De Uitvoeringsregeling Meststoffenwet biedt geen ruimte voor een belangenafweging in dit geval, en de minister was verplicht de aanvraag af te wijzen. Het College oordeelt dat de persoonlijke omstandigheden van appellant niet voldoende zijn om de te late indiening te rechtvaardigen. De uitspraak van het College is op 4 oktober 2022 gedaan, waarbij het beroep van appellant ongegrond is verklaard en er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.