ECLI:NL:CBB:2022:680

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
3 februari 2022
Publicatiedatum
27 september 2022
Zaaknummer
21/467, 21/468 en 21/469
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing inzake mededingingszaken tussen ACM, Noordhoff en Sanoma

In deze zaak heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) op 3 februari 2022 een geheimhoudingsbeslissing genomen in het kader van hoger beroepen van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), Noordhoff Uitgevers B.V. en Sanoma Learning B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 maart 2021. De zaak betreft de vertrouwelijkheid van bepaalde gedingstukken die door ACM zijn overgelegd, waarbij ACM heeft verzocht om beperking van de kennisneming van deze stukken op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College heeft de rechter-commissaris opgedragen om te beslissen over de geheimhouding van de stukken, die in totaal 220 documenten omvatten.

De rechter-commissaris heeft in zijn overwegingen de belangen van de betrokken partijen afgewogen. Enerzijds is er het belang dat alle partijen gelijkelijk toegang hebben tot relevante informatie voor de hoger beroepen, anderzijds is er het belang van ACM om vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie te beschermen. De rechter-commissaris heeft geoordeeld dat de geheimhouding van de stukken 148 en 171 tot en met 220 gerechtvaardigd is, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie tot onevenredige schade voor de betrokken partijen kan leiden.

De rechter-commissaris heeft Noordhoff en Sanoma verzocht om uiterlijk 7 februari 2022 schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij instemmen met het College om op basis van de vertrouwelijke versie van de stukken uitspraak te doen. Deze beslissing benadrukt de noodzaak om een balans te vinden tussen transparantie in het proces en de bescherming van gevoelige informatie.

Uitspraak

beslissing

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/467, 21/468 en 21/469
beslissing van de rechter-commissaris op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de hoger beroepen van

de Autoriteit Consument en Markt, te Den Haag (ACM)

(gemachtigden: mr. E.H. Pijnacker Hordijk en mr. J. Mulder)

Noordhoff Uitgevers B.V., te Groningen (Noordhoff)

(gemachtigden: mr. W. Knibbeler, mr. P. van den Berg en mr. B. Verheijen)
en

Sanoma Learning B.V., te ‘s-Hertogenbosch (Sanoma)

(gemachtigden: mr. C.E. Schillemans en mr. E. Vancraybex)
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 maart 2021, kenmerk 19/5120 in het geding tussen

NoordhoffenACM

met als derde-partij Sanoma.

Procesverloop

ACM, Noordhoff en Sanoma hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 maart 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:1766).
ACM heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend het College kennis zal mogen nemen van deze stukken. In zijn geheel gaat het om de stukken 1 tot en met 220 zoals vermeld op de door ACM overgelegde inventarislijsten.
Bij beslissing van 20 december 2021 heeft het College de beperking van de kennisneming van de stukken 1 tot en met 147 en 149 tot en met 170 gerechtvaardigd geacht.
Ten aanzien van de stukken 148, 171 en 172 hebben Noordhoff en Sanoma een reactie ingediend. ACM is mede naar aanleiding daarvan om een nadere toelichting gevraagd, die zij vervolgens heeft gegeven.
De stukken 173 tot en met 220 zijn op 28 januari 2022 overgelegd. Gelet op de korte termijn tot de zitting, heeft de rechter-commissaris ten aanzien van deze stukken afgezien van het bieden van een zienswijzemogelijkheid aan Noordhoff en Sanoma.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist het College of de weigering dan wel beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is. Met toepassing van artikel 8:12 van de Awb heeft het College een rechter-commissaris opgedragen deze beslissing te nemen.
2. De door de rechter-commissaris te nemen beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor de hoger beroepen relevante informatie en het belang dat het College beschikt over alle informatie die nodig is om de zaken op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daar staat tegenover dat onbeperkte kennisname van bepaalde gegevens het belang van een of meer partijen onevenredig kan schaden, terwijl ACM er belang bij heeft ook in de toekomst de informatie, waaronder concurrentiegevoelige gegevens, aangeleverd te krijgen die zij voor een goede uitoefening van haar taken nodig heeft. Onder concurrentiegevoelige bedrijfsgegevens vallen ook gegevens die, hoewel zelf niet als bedrijfsgegevens aan te merken, niettemin inzicht kunnen bieden in de door betrokkene(n) voorgestane (markt)strategie.
3. Deze beslissing heeft betrekking op de stukken 148 en 171 tot en met 220. De rechtercommissaris heeft kennisgenomen van de als vertrouwelijk ingediende versies van deze stukken en de reacties daarop, voor zover aan de orde, van Noordhoff en Sanoma. De rechter-commissaris is van oordeel dat op de door ACM aangevoerde gronden voldoende gewichtige redenen zijn om de door ACM verzochte beperking van de kennisneming gerechtvaardigd te achten en overweegt daartoe het volgende.
4. Ten aanzien van stuk 148 heeft ACM toegelicht dat dit, anders dan op de inventarislijst is vermeld, afkomstig is van de gemachtigden van Noordhoff. Het stuk is dus bekend bij Noordhoff en als vertrouwelijk aangemerkt voor Sanoma, omdat het concurrentiegevoelige gegevens bevat. Sanoma heeft dit verder niet betwist. De rechtercommissaris acht met deze toelichting de geheimhouding gerechtvaardigd, omdat onbeperkte kennisneming tot een onevenredig nadeel voor Noordhoff zal kunnen leiden, terwijl Sanoma door de beperkte kennisneming niet in haar verdedigingsrechten wordt geschaad.
5. Over de stukken 171 en 172 heeft ACM desgevraagd nader toegelicht dat deze informatie bevatten die raken aan de persoonlijke levenssfeer en/of bijzondere persoonsgegevens en bedrijfsvertrouwelijke informatie betreffende de marktstrategie van betrokkenen bevatten. ACM heeft daarbij een nieuwe niet-vertrouwelijke versie van stuk 171 overgelegd, nadat haar op basis van nadere bestudering is gebleken dat een deel van de eerder als vertrouwelijk aangemerkte informatie niet (langer) als zodanig hoeft te worden aangemerkt. Naar het oordeel van de rechtercommissaris is geheimhouding van de resterende als vertrouwelijk aangemerkte passages in de stukken 171 en 172 gerechtvaardigd, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor de betrokkene of de verstrekker van de gegevens zal kunnen leiden, terwijl onbeperkte kennisneming van deze informatie door Noordhoff niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten. Voor de goede orde tekent de rechter-commissaris daarbij aan, dat dit oordeel geen betrekking heeft op de bijlagen bij de stukken 171 en 172, nu deze – ook in de vertrouwelijke versie – niet zijn overgelegd.
6. De stukken 173 tot en met 220 bevatten eveneens informatie die raakt aan de persoonlijke levenssfeer en/of bevatten bijzondere persoonsgegevens en bedrijfsvertrouwelijke informatie betreffende de marktstrategie van betrokkenen. De rechtercommissaris is van oordeel dat de vertrouwelijkheid van deze passages eveneens moet worden geëerbiedigd, omdat onbeperkte kennisneming van deze informatie tot een onevenredig nadeel voor betrokkenen of de verstrekker van deze gegevens zal kunnen leiden en onbeperkte kennisneming door Noordhoff niet noodzakelijk is om haar belangen naar behoren te kunnen bepleiten.
7. Het College kan alleen met toestemming van Noordhoff en Sanoma mede op de grondslag van deze stukken uitspraak doen. De rechter-commissaris verzoekt Noordhoff en Sanoma om uiterlijk 7 februari 2022 schriftelijk kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken, voor zover zij deze stukken niet kennen, uitspraak doet op de hoger beroepen.

Beslissing

De rechter-commissaris:
- beslist dat beperking van de kennisneming van de stukken 148 en 171 tot en met 220 gerechtvaardigd is;
- verzoekt Noordhoff en Sanoma uiterlijk 7 februari 2022 schriftelijk aan het College kenbaar te maken of zij ermee instemmen dat het College mede op grondslag van de vertrouwelijke versie van de stukken 148 en 171 tot en met 220 uitspraak doet op de hoger beroepen, voor zover zij deze stukken niet kennen.
Aldus genomen door mr. D. Brugman, in tegenwoordigheid van mr. D. de Vries als griffier, op 3 februari 2022.
De rechter-commissaris en de griffier zijn verhinderd deze beslissing te ondertekenen.