14.1De rechtbank is van oordeel dat ACM aannemelijk heeft gemaakt dat met deze verbintenissen het risico van daadwerkelijke belemmering van de mededinging als gevolg van informatie-uitwisseling is ondervangen. Over de handhaafbaarheid van de verbintenissen zal de rechtbank verderop in de uitspraak oordelen.
Verbintenissen over interoperabiliteit (beroepsgrond 6)
15. Eiseres stelt dat de verbintenissen met betrekking tot interoperabiliteit de significante belemmering van de mededinging die het gevolg is van de concentratie niet wegnemen. De verbintenissen zijn al niet toereikend om partiële afscherming (toegang bemoeilijken) te remediëren en zijn volgens haar dus a fortiori ongeschikt om volledige afscherming (toegang ontzeggen) te remediëren. De verbintenissen waarborgen de interoperabiliteit niet. De gebreken zijn het gevolg van het niet nader gespecificeerde karakter van de gehanteerde begrippen, in het bijzonder de definities en het gebruik van het “FRAND-concept”. Ook combineert Sanoma in de definities van ‘Magister’ en ‘Magister API’ de producten Magister en Magister.me terwijl deze producten belangrijke verschillen kennen en afzonderlijk toegesneden oplossingen vereisen. Door het vereenzelvigen van Magister en Magister.me ontstaat onduidelijkheid en ruimte voor Sanoma/Iddink de Magister API (niet zijnde de Magister.me API) uit te faseren en uitgevers te dwingen hun content rechtstreeks beschikbaar te maken in Magister.me, zonder dat de verbintenissen worden geschonden (toegang leeromgeving). De concrete interoperabiliteitsverbintenissen zijn ontoereikend. De verbintenissen gaan verder om onbegrijpelijke redenen uit van ‘reactieve’ interoperabiliteit, waardoor concurrerende uitgevers altijd achtergesteld zullen zijn. Tot slot bieden de verbintenissen geen effectief controle- en handhavingsmechanisme.
16. Eiseres stelt dat volgens het bestreden besluit de verbintenissen over toegang tot Magister Sanoma/Iddink de mogelijkheid zouden moeten ontnemen Malmberg voordelen te geven bij het verschaffen van toegang tot haar leeromgeving. Volgens het bestreden besluit behouden andere uitgevers als gevolg van de verbintenissen dezelfde mogelijkheden om zichzelf te onderscheiden als momenteel het geval is. Eiseres stelt dat in de verbintenissen de volgende informatieuitwisselingen die volgens haar cruciaal zijn voor de interoperabiliteit tussen de SIS, LMS (Learning Management Systems) en LP (Learning Platforms)-systemen, niet zijn opgenomen. Het gaat dan om:
A - Beheerders, docenten en leerlingen gebruiken informatie uit een SIS (bijv. leerling-ID) in een LMS en een LP.
B - Docenten creëren een vak in een LMS, wat een link vereist naar een specifieke methode binnen een LP.
C - Docenten gebruiken, wijzigen of maken opdrachten en planningen aan in een LP en LMS die gesynchroniseerd moeten worden.
D - Leerlingen krijgen naadloos toegang tot de lesstof in een LP via een link in hun LMS (huiswerk)rooster.
E - Leerlingen en mentoren hebben toegang tot een overzicht van de voortgang en de gedeelde cijfers van een LP in een LMS.
F - Docenten en leerlingen hebben naadloos toegang tot gedetailleerde studievoortgang en resultaten in een LP door op een link in een LMS te klikken.
Volgens eiseres zou om de mededingingsbezwaren die het gevolg zijn van de voorgenomen concentratie weg te nemen, vereist zijn dat Iddink-Magister gestandaardiseerde API's voor elk van de informatie-uitwisselingssituaties A tot en met F introduceert en/of ontwikkelt die toegankelijk zijn voor alle betrokken partijen en systemen. Dat zou de concurrentie bij de ontwikkeling en ontsluiting van leeromgevingen waarborgen en keuzevrijheid en doorlopende innovatie beschermen. De voorschriften verplichten Sanoma/Iddink daar echter niet toe. Aangezien de verbintenissen zich toespitsen op de “thans” bestaande functionaliteit van een Magister API - die de hiervoor genoemde cruciale informatie-uitwisselingen niet biedt - wordt geen
level playing fieldgewaarborgd. ACM heeft dit over het hoofd gezien.
17. ACM stelt dat eiseres hier over het hoofd ziet dat de verbintenissen erop zijn gericht om concurrenten van Malmberg - inclusief eiseres - gelijke toegang te geven tot de ELO/SIS systemen van Magister. Dat is waartoe Sanoma/Iddink zich verplicht heeft en daarop kunnen concurrenten aanspraak maken. Toegang tot de Magister API, zoals die nu is, is een belangrijk middel voor die toegang, maar het draait om gelijke toegang tot Magister. Concurrenten kunnen aanspraak maken op toegang tot Magister, met andere woorden er is een level playing field gewaarborgd.
18. ACM stelt verder dat de zorg van eiseres erop ziet dat Sanoma/Iddink geen verplichting heeft om via de Magister API leermiddelen van uitgevers te blijven ontsluiten binnen hun eigen leeromgeving. Sanoma/Iddink zou de huidige Magister ELO daarom kunnen gaan uitfaseren ten faveure van een nieuwe versie van Magister (Magister.me) om de invulling van de leeromgeving geheel in eigen hand nemen en daarmee uiteindelijk de digitale leeromgeving van uitgevers buiten spel te zetten (het Magister.me scenario). Het gaat eiseres er daarbij kennelijk vooral om de mogelijkheid dat haar adaptief systeem, dat wil zeggen het systeem dat de presentatie/weergave van lesmateriaal en oefeningen aanpast aan de prestaties van de leerling, buiten spel kan worden gezet.
19. De rechtbank is van oordeel dat ACM deze zorg op goede gronden niet aannemelijk heeft geacht. ACM merkt hierover op dat op dit moment geen sprake is van een situatie waarbij de huidige Magister ELO wordt uitgefaseerd ten faveure van een toekomstige versie Magister.me. Het is goed mogelijk dat Sanoma/Iddink in de toekomst inzet op een verdere ontwikkeling van Magister.me. Sanoma/Iddink heeft ook bevestigd dat dit een mogelijk toekomstig scenario is. In die situatie blijven de huidige verbintenissen ook van toepassing. In het toekomstscenario is toegang tot en weergave van content voor iedere uitgever - dus ook voor Malmberg - hetzelfde door de verbintenissen. De FRAND-voorwaarden verplichten content van alle uitgevers op dezelfde manier weer te geven.
Een eventuele verslechtering qua weergave geldt dus ook voor Malmberg, zodat niet aannemelijk is dat dat gaat plaatsvinden. Onduidelijk is waarom de concurrentiekracht van eiseres significant zou worden aangetast en het aanbod van scholen zou verschralen als dit ‘Magister.me scenario’ zich zou voltrekken. Gezien de beperkte marktpositie van Malmberg en de voorkeuren van scholen om toegang te behouden tot alle leermiddelen, heeft vooral eiseres, vanwege haar leidende marktpositie, een belangrijke positie voor het eventuele succes van het toekomstige Magister.me. Scholen zullen bovendien niet accepteren dat binnen Magister methodes van andere uitgevers dan Malmberg of functionaliteiten in methodes van andere uitgevers dan Malmberg, zoals adaptieve systemen, niet of verminderd toegankelijk zijn terwijl scholen mede voor die methodes of functionaliteiten hebben gekozen en betaald.
20. Eiseres stelt - kort gezegd - dat FRAND in deze context geen vastomlijnd begrip is en daardoor geen effectieve oplossing is. Eiseres meent dat ACM had moeten kiezen voor een structurele remedie zoals afstoting van Magister(.me). In de onderhavige zaak moet een verticaal geïntegreerde onderneming een dienst verschaffen aan concurrenten op een ander niveau in de keten. De FRAND-voorwaarden moeten daarom ook rekening houden met de prikkel van Sanoma/Iddink om concurrenten uit te sluiten. Dit resulteert erin dat het vaststellen van FRAND-voorwaarden prima facie niet passend is. Er is geen reden te vermoeden dat de toepassing van een FRAND-norm in de onderhavige zaak zal leiden tot een werkbare uitkomst. Het ligt voor de hand dat de verbintenissen tot eindeloze discussies en geschillen zullen leiden, waarbij de overige uitgevers stelling moeten nemen tegen een dominante marktpartij waarmee zij ook in afhankelijkheidsrelatie staan. De uitgevers zullen, als zij niet reeds geforceerd zijn zich te schikken naar de wensen van Sanoma/Iddink, gedurende die discussies en geschillen aanzienlijke schade aan hun concurrentiepositie ondervinden doordat de gedragingen van Sanoma/Iddink ondertussen doorgang zullen hebben en de concurrerende uitgever significante kosten zal moeten maken om het geschil te voeren.
21. De rechtbank overweegt dat elke concentratie op haar eigen merites moet worden beoordeeld. De door eiseres gemaakte vergelijking met andere kwesties waar FRAND-voorwaarden al dan niet aan de orde zijn, acht de rechtbank dan ook niet relevant. De rechtbank dient te oordelen of ACM aannemelijk heeft gemaakt dat door de concentratie, in aanmerking genomen de gestelde beperkingen of voorschriften, de daadwerkelijke mededinging op de Nederlandse markt niet op significante wijze zou worden belemmerd. ACM heeft aangegeven in het algemeen ook de voorkeur te geven aan structurele remedies en, zoals uit de Richtsnoeren remedies 2007 blijkt, gedragsremedies slechts onder bepaalde omstandigheden geschikt te achten om gesignaleerde mededingingsproblemen op te lossen. Dit is met name het geval wanneer de uitsluitingseffecten het gevolg zijn van een verticale relatie en dit geldt te meer in een digitale context, waarin technologische ontwikkelingen elkaar snel opvolgen. Het is op dit moment moeilijk te voorzien welke technologische ontwikkelingen er nog aankomen. Dit betekent dat het gebruik van open normen in deze specifieke situatie juist wenselijk is, om ook op dit moment nog onvoorziene omstandigheden te kunnen adresseren. ACM acht het onwenselijk om deze open normen nader in te vullen, mede gezien de looptijd van de remedie. Het is noodzakelijk - en in het belang van marktpartijen - dat de remedie toekomstbestendig is. Te gedetailleerde invulling van deze normen zou hieraan in de weg staan. Om aan de zorgen van marktpartijen tegemoet te komen, heeft Sanoma/Iddink de inleiding bij het voorstel aangevuld en daarin toegelicht hoe zij de open normen in de komende periode zullen invullen. De keuze voor de verbintenissen met FRAND-voorwaarden is gemaakt omdat - kort gezegd - de rationale van de concentratie is gelegen in het feit dat Sanoma en Iddink complementaire producten aanbieden. In het onderzoek van ACM is bevestigd dat de rationale van deze concentratie aangaande de complementariteit tegemoet komt aan een behoefte bij scholen. De concentratie kan naar verwachting bijdragen aan innovatie, waaronder de ontwikkeling van gepersonaliseerd leren en verdere digitalisering in het VO. Tegen die achtergrond heeft ACM gezocht naar verbintenissen die de mogelijkheden tot innovatie behouden en op proportionele wijze de geconstateerde mededingingsproblemen adresseren. De remedievoorstellen adresseren de door ACM gesignaleerde problemen. Daarom acht ACM een gedragsremedie, zoals door Sanoma/Iddink voorgesteld, passend in deze specifieke situatie. De suggestie van eiseres om simpelweg Magister(.me) af te stoten zou de complementariteit tenietdoen en een disproportionele maatregel zijn in het licht van de geconstateerde mededingingsproblemen. De rechtbank is van oordeel dat ACM haar keuze voor deze verbintenis hiermee voldoende heeft onderbouwd.
22. Eiseres acht een bijzonder probleem dat Malmberg als benchmark wordt gesteld ter invulling van de FRAND-norm. Er bestaat geen andere partij zoals Magister(.me) en er is dus ook geen externe benchmark om een vergelijking mee te maken. Eiseres verwijst naar het besluit van de Europese Commissie van 29 maart 2017, M.7995, Deutsche Börse London Stock Exchange Group (Deutsche Börse), waarin de Commissie om die reden FRAND ongeschikt achtte. Eiseres stelt dat Sanoma/Iddink ook een prikkel heeft om vormen van benadeling toe te passen die alle uitgevers raakt, maar waarvan zij de gevolgen voor Malmberg binnen het concern ondervangt. Een voorbeeld hiervan is het vragen van een hoge vergoeding voor interoperabiliteit met Magister(.me). Wanneer Malmberg die hoge vergoeding betaalt, blijft deze voor Sanoma intra-concern en daarmee een ‘vestzak-broekzak’ transactie. Omdat Malmberg als benchmark geldt, kan Sanoma de vergoeding echter wel aan overige uitgevers vragen. Dat dergelijke vergoedingen voor interoperabiliteit, ook wel bekend als listing fees, wellicht voor de concentratie al in enige vorm plaatsvonden doet niet af aan de nieuwe, concentratie-specifieke prikkel en mogelijkheid voor Sanoma/Iddink de vergoedingen scherp te verhogen.
23. Onder verwijzing naar haar eerdere overweging acht de rechtbank de verwijzing naar de zaak Deutsche Börse niet relevant, waarbij de rechtbank nog opmerkt dat het in die zaak niet ging om FRAND-voorwaarden in verbintenissen, maar om een stelling van de fuserende partijen dat door de in hun Corporate Governance code opgenomen algemene FRAND-verplichting al een deel van de door de Commissie geïdentificeerde rnededingingsproblemen voldoende zouden zijn geadresseerd. Over dat argument heeft de Commissie geoordeeld dat een dergelijke algemene (eenzijdig te wijzigen) FRAND-verplichting onvoldoende garanties biedt. De verbintenissen in het bestreden besluit zijn erop gericht te voorkomen dat Malmberg als gevolg van de voorgenomen concentratie een oneigenlijk concurrentieel voordeel zou krijgen op basis van de positie van en informatie van Iddink. Door zowel de FRAND-voorwaarden als het daarbij als benchmark nemen van Malmberg zullen uitgevers (tenminste) gelijk worden behandeld aan Malmberg in termen van, bijvoorbeeld, informatie, kwaliteit, techniek en prijs (iv Inleiding bij de verbintenissen) en wordt het verkrijgen van een oneigenlijk concurrentieel voordeel als hiervoor bedoeld ondervangen en het mededingingsprobleem met betrekking tot de interoperabiliteit weggenomen. Eiseres meent - kort gezegd - dat niet controleerbaar is of concurrenten toegang is verleend op FRAND-voorwaarden. ACM heeft gesteld dat de aangestelde accountant dit op verschillende manieren kan controleren. Daaronder valt onder meer een door Sanoma opgestelde en met argumenten ondersteunde verklaring waarom de eventuele listing fee redelijk is. Daarnaast heeft eiseres de mogelijkheid om te reageren als zij zich zorgen maakt over de redelijkheid van toegang waarna de accountant een nader onderzoek zal kunnen verrichten. ACM stelt dat bij zorgen over onbillijke tarieven, bijvoorbeeld als een gevolg van kruissubsidiëring door Sanoma/Iddink, de accountant hiernaar een gerichte controle zal kunnen starten. De uitgevers hebben ook de mogelijkheid een zelfstandige audit aan te vragen om na te gaan of Sanoma zich aan de FRAND-verplichtingen houdt.
ACM stelt dat de FRAND-voorwaarden gebaseerd zijn op een duidelijk principe dat voldoende flexibel is om toegepast te worden op toekomstige ontwikkelingen. Dit is volgens ACM ook niet enkel ‘reactief’ zoals eiseres stelt. De aangewezen accountant zal in het kader van het toezicht op de verbintenissen bijvoorbeeld de ex-ante FRAND-verplichtingen kunnen controleren op basis van de standaard toegangsovereenkomst tot Magister. De aangestelde accountant zal bij die toetsing ook de signalen van uitgevers met betrekking tot de onderhandelingen over de toegang tot Magister betrekken. Daarmee bestaan voldoende mechanismen op basis waarvan de accountant en concurrenten kunnen bevestigen en controleren of Sanoma zich aan de FRAND-voorwaarden houdt.
24. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ACM aannemelijk heeft gemaakt dat met deze verbintenissen de gesignaleerde problemen met betrekking tot de interoperabiliteit zijn ondervangen. Over de handhaafbaarheid van de verbintenissen zal de rechtbank hierna oordelen.
Handhaafbaarheid verbintenissen
25. De verbintenissen bieden volgens eiseres geen effectief controle- en handhavingsmechanisme. De controle op de verbintenissen is ontoereikend (Sanoma/Iddink kan zelf de accountant kiezen en zelf de opdracht aan de accountant geven en accordering door ACM doet daar niet aan af. De accountant fungeert niet als een monitoring trustee, waartoe marktpartijen zich normaliter laagdrempelig moeten kunnen wenden); de voorgeschreven audits en spoedarbitrage zijn te beperkt (tot geschillen die voortvloeien uit de dvo en zien in het bijzonder dus niet ook op de Chinese walls); er is geen sprake van afschrikwekkende werking bij niet naleving; en het bestreden besluit zelf zou erkennen dat de verbintenissen niet handhaafbaar zijn.
26. De rechtbank overweegt dat ACM voldoende heeft onderbouwd dat de verbintenissen handhaafbaar zijn. De combinatie van controle van de verbintenissen door een accountant, een uit te oefenen auditrecht voor de uitgevers, gecombineerd met een fast track arbitrageprocedure bieden voldoende garanties dat nakoming van de FRAND-voorwaarden controleerbaar en daarmee handhaafbaar zijn. De keuze voor de accountant en de inhoud van de opdracht moeten ter goedkeuring aan ACM worden voorgelegd. De accountant zal in het toezicht op de naleving van de verbintenissen rekening moeten houden met de reacties van marktpartijen. In het kader van de FRAND-toegang zal de accountant nadrukkelijk rekening houden met reacties van uitgevers omtrent de redelijkheid en billijkheid van de vergoeding en de toepassing van het FRAND-kader. De accountant is niet als een monitoring trustee aangeduid, maar eiseres heeft niet duidelijk gemaakt welke bevoegdheden de accountant concreet mist. Dat de geschilbeslechtingsprocedure is beperkt tot de naleving van de dvo en niet ziet op de Chinese walls, vindt zijn oorsprong in het feit dat de walls geen verplichtingen jegens de uitgevers bevatten en ook lastig te controleren zijn door uitgevers. Uitgevers hebben uiteraard een belang bij de correcte naleving hiervan, maar er bestaat geen grond voor het oordeel dat controle door de accountant en eventuele handhaving door ACM in deze situatie onvoldoende waarborgen bieden.
Daarbij wijst ACM erop dat Sanoma/Iddink uiteraard bij niet naleving van de verbintenissen ook een risico loopt op een sanctie. ACM kan in dat geval een boete opleggen van ten hoogste € 900.000 of, indien dat meer is, van ten hoogste 10% van de omzet van Sanoma (artikel 71 van de Mw).
Eindoordeel over verbintenissen
27. De rechtbank is van oordeel dat ACM voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat met de verbintenissen over interoperabiliteit en commercieel gevoelige informatie de gesignaleerde mededingingsproblemen worden weggenomen en dat zij uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
Samenhang schadetheorieën (beroepsgrond 5)
28. Eiseres stelt dat ACM in het eerstefasebesluit het aannemelijk achtte dat de verschillende schadetheorieën een versterkende invloed op elkaar uitoefenen. Het bestreden besluit getuigt echter niet van enig nader onderzoek naar de samenhang tussen de schadetheorieën en de wijze waarop deze elkaar beïnvloeden, althans in het besluit wordt niet gemotiveerd waarom deze zorgen niet langer zouden bestaan.
29. De rechtbank stelt vast dat de door ACM in het eerstefasebesluit uitgesproken versterkende invloed - kort gezegd - steeds samenhing met de zorg over de interoperabiliteit. De rechtbank acht met ACM deze zorg over de interoperabiliteit met de verbintenissen op toereikende wijze weggenomen, zodat een beoordeling van de samenhang van de schadetheorieën verder niet relevant is.
Strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel (beroepsgrond 8)
30. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat het besluit dient te worden vernietigd, omdat het in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel tot stand is gekomen. ACM heeft toegelicht dat in de verbintenissen de basisbeginselen en vereisten zijn opgenomen die terecht moeten komen in de dvo en het compliance protocol. ACM heeft deze twee documenten echter bewust geen onderdeel laten uitmaken van de verbintenissen maar gezien als uitvoeringshandelingen. Daarmee zijn deze uitvoeringsdocumenten zowel voldoende flexibel om toegepast te blijven worden op toekomstige situaties als betwistbaar. Als de dvo bijvoorbeeld niet langer voldoet zou daarover een geschilbeslechtingsprocedure gestart kunnen worden. De dvo zou minder betwistbaar zijn indien ACM dat document als onderdeel van de verbintenissen had goedgekeurd. Ook voor het compliance protocol geldt dat Sanoma/Iddink de verantwoordelijkheid heeft om de beginselen in de verbintenissen in dat protocol te vertalen. De accountant dient er zorg voor te dragen dat dit document relevant en toepasbaar blijft voor mogelijk toekomstige situaties. Nu beide documenten geen onderdeel zijn van de verbintenissen maar door ACM worden gezien als uitvoeringshandelingen was er ook geen noodzaak om deze documenten te onderwerpen aan een markttest. Bovendien zijn de algemene principes en uitgangspunten die verwerkt zijn in de uitvoeringsdocumenten voldoende uitgewerkt in de verbintenissen, die wel zijn onderworpen aan een markttest. Dat de verbintenissen niet aan een tweede markttest zijn onderworpen maakt evenmin dat er sprake is van onzorgvuldige besluitvorming.
31. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit voor wat betreft de marktafscherming via bundeling een motiveringsgebrek bevat. Het beroep is dan ook gegrond. Omdat nader onderzoek door ACM nodig zal zijn, kan de rechtbank niet zelf in de zaak voorzien. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding voor toepassing van een zogenoemde bestuurlijke lus, omdat zij de kans groot acht dat één of meer partijen hoger beroep zullen willen instellen, waarbij de toepassing van een bestuurlijke lus nodeloos vertragend uit kan pakken, terwijl in hoger beroep het door ACM te nemen nieuwe besluit gelet op artikel 6:19 van de Awb mede kan worden beoordeeld. Gelet hierop zal de rechtbank volstaan met een vernietiging van het bestreden besluit met de opdracht aan ACM om een nieuw besluit te nemen.
32. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat ACM aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
33. De rechtbank veroordeelt ACM in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.670,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor het indienen van een repliek en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 534,- en wegingsfactor 2 (zeer zwaar)).