Op vrijdag 17 mei 2019 reed ik, verbalisant (…), samen met collega (…) en (…)
in een onopvallend dienstvoertuig in uniform gekleed op het [adres 1] ter hoogte van
perceel [… 1] te [plaats] . Aldaar zagen wij een voertuig voorzien van een blauw kenteken
(…) voor ons rijden. Het voertuig was een grijs gekleurde [… 2] en had een wit
daklicht op het dak. Het daklicht was geheel blank. Hieraan konden wij zien dat dit voertuig niet werkzaam was als Amsterdamse Toegelaten Taxi Organisatie. Wij reden vanuit het [adres 2] in de richting van de [adres 3] . Wij zagen dat een manspersoon langs de weg liep richting het [adres 2] . Hij liep aan de kant van perceel [… 1] . Wij zagen dat voertuig (…) afremde, wij moesten hierdoor ook afremmen. Wij zaten vlak achter (…) en we hadden goed zicht. Wij zagen dat de bestuurder van (…) naar de manspersoon keek en wij zagen dat de
manspersoon terug naar hem keek. Wij zagen dat de manspersoon met zijn hoofd een `nee'
schuddende beweging maakte en vervolgens ook met zijn armen een afwijzende beweging
maakte. Wij zagen dat de manspersoon vervolgens verder liep in de richting van de [adres 3] . Wij
zagen dat (…) verder reed in de richting van de [adres 3] . Wij reden vervolgens verder naar de
manspersoon. We spraken de manspersoon aan toen hij langs ons voertuig liep. Wij vroegen
aan hem wat de bestuurder van (…) aan hem vroeg. Wij hoorden hem zeggen: "Hij vroeg of
ik een taxi wilde, maar dat wilde ik niet." Of woorden van gelijke strekking. Wij zagen
ondertussen dat het voertuig (…) rechts afsloeg in de richting van de [adres 4] zijn we
gelijk achter hem aangereden. Omdat wij (…) niet uit het oog wilde verliezen hebben wij
niet naar de identiteit gegevens gevraagd van de manspersoon. Aangekomen op de [adres 3] zagen
wij dat voertuig (…) afremde vlakbij het [locatie] gevestigd op de [adres 5] te
[plaats] . Hier spraken wij de bestuurder van (…) aan. De bestuurder bleek later te zijn
genaamd: (…). Ik, verbalisant (…) en collega (…), gingen staan aan de kant van de passagierszijde van het voertuig. Wij zagen dat de Boord Computer Taxi aan stond. Wij zagen dat de taxameter aanstond. Wij zagen dat de Taxameter nog op 0.00 stond. Dat vonden wij ook vreemd omdat je als 'Uber' rijder geen gebruik maakt van de Taxameter. Hierop heb ik, [verbalisant] , aan (…) een Rapport van Bevindingen aangezegd voor het aanbieden van de opstapmarkt. ".