ECLI:NL:CBB:2022:52

College van Beroep voor het bedrijfsleven

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
31 januari 2022
Zaaknummer
21/1466
Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de voorzieningenrechter in verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot erkenning als melkveehouder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven op 27 januari 2022 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoeker, een melkveehouder, had op 13 december 2021 een verzoek ingediend, maar het bleek niet duidelijk met welk besluit van een bestuursorgaan dit verzoek samenhing. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er een besluit is waartegen beroep is ingesteld of bezwaar is gemaakt. Echter, in dit geval ontbrak de noodzakelijke samenhang met een besluit, waardoor de voorzieningenrechter niet bevoegd was om op het verzoek te beslissen.

De voorzieningenrechter heeft verzoeker meerdere keren verzocht om duidelijkheid te verschaffen over het besluit waarmee zijn verzoek om voorlopige voorziening samenhangt. Ondanks deze verzoeken heeft verzoeker geen informatie verstrekt die de samenhang met een besluit kon aantonen. Hierdoor kon de voorzieningenrechter niet vaststellen dat hij bevoegd was om van het verzoek kennis te nemen. De voorzieningenrechter heeft zich daarom onbevoegd verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, waarbij de formele beslissing luidde dat de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaarde.

Uitspraak

uitspraak

COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

zaaknummer: 21/1466
uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 januari 2022 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak van

[naam 1] , h.o.d.n. [naam 2] , te [plaats] , verzoeker.

Procesverloop

Bij brief van 13 december 2021 heeft verzoeker een verzoek om voorlopige voorziening gedaan.
Bij brieven van 6 en 17 januari 2022 heeft verzoeker nadere informatie verstrekt.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij het College beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep, bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter, onder meer als de voorzieningenrechter kennelijk onbevoegd is, uitspraak doen zonder dat partijen worden uitgenodigd om op een zitting te verschijnen.
3. In het verzoekschrift heeft verzoeker aangegeven dat zijn verzoek samenhangt met zijn (niet) erkenning als melkveehouder en/of zijn kopersnummer. Uit het verzoekschrift blijkt niet met welk besluit van welk bestuursorgaan het verzoek samenhangt.
4. Bij brieven van 23 december 2021 en 13 januari 2022 is verzoeker verzocht om mee te delen met welk besluit zijn verzoek om een voorlopige voorziening samenhangt. In de laatste brief is verzoeker er op gewezen dat als zijn verzoek niet samenhangt met een besluit waartegen (eventueel na het maken van bezwaar) beroep openstaat bij het College, geen bevoegdheid bestaat om te beslissen op zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat uit de reacties van verzoeker op geen enkele wijze blijkt van een besluit waarmee het verzoek om een voorlopige voorziening samenhangt. Laat staan van een besluit waarover het College (eventueel na bezwaar) bevoegd is te oordelen. De voorzieningenrechter kan dan ook niet vaststellen dat hij bevoegd is om van het verzoek om voorlopige voorziening kennis te nemen en zal zich daarom onbevoegd verklaren.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.W.L. Koopmans, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.
w.g. R.W.L. Koopmans w.g. A.A. Dijk