ECLI:NL:CBB:2022:511
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen uitschrijving onderneming door bewindvoerder
In deze zaak heeft appellante beroep ingesteld tegen de inschrijving van de opgave door haar bewindvoerder tot uitschrijving van haar onderneming. Appellante is niet ter zitting verschenen en uit de stukken blijkt niet dat zij in staat is tot redelijke waardering van haar belangen, zoals vereist in artikel 8:21, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het College van Beroep voor het bedrijfsleven heeft geoordeeld dat het beroep van appellante niet-ontvankelijk is.
De procedure begon met een besluit van de Kamer van Koophandel op 4 februari 2021, waarin de opgave van de bewindvoerder tot uitschrijving van de onderneming werd ingeschreven. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 27 juni 2022 zijn zowel appellante als de bewindvoerder niet verschenen, terwijl de Kamer van Koophandel zich liet vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
Het College heeft vastgesteld dat appellante onbekwaam is om in rechte te staan, omdat haar goederen onder bewind zijn gesteld. De bewindvoerder heeft de onderneming van appellante laten uitschrijven met toestemming van de kantonrechter. Het College concludeert dat appellante niet in staat is om haar belangen te waarderen en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.